◄ 145:3
Verhandeling 145
145:5 ►

Vier bewogen dagen in Kafarnaüm

4. De verdere avond

145:4.1

De hele avond na deze grote uitbarsting van genezing werd het huis van Zebedeüs overstroomd door de vreugdevolle, gelukkige menigte, en de opwinding van de apostelen van Jezus bereikte de hoogste intensiteit van emotionele begeestering. Gezien vanuit een menselijk standpunt was dit waarschijnlijk de grootste van alle grote dagen van hun samenwerking met Jezus. Nooit daarvoor of daarna bereikten hun verwachtingen zulke hoogten van vertrouwende hoop. Jezus had hun nog maar enkele dagen geleden gezegd, en nog wel binnen de grenzen van Samaria, dat het uur was gekomen dat het koninkrijk in kracht verkondigd zou worden, en nu hadden hun ogen aanschouwd wat zij dachten dat de vervulling was van die belofte. Ze waren aangegrepen door het visioen van wat er nog te verwachten was als deze verbazingwekkende manifestatie van geneeskracht nog maar het begin was. De resten van hun twijfel aan de goddelijkheid van Jezus was uitgebannen. Ze waren letterlijk bedwelmd door de extase van hun verbijstering en verrukking.

145:4.2

Maar toen ze Jezus zochten, konden ze hem niet vinden. De Meester was zeer verontrust door wat er gebeurd was. Deze mannen, vrouwen, en kinderen die van allerlei ziekten genezen waren, bleven tot laat in de avond wachten in de hoop dat Jezus terug zou komen en zij hem zouden kunnen bedanken. De apostelen konden het gedrag van de Meester niet begrijpen toen de uren verstreken en hij in afzondering bleef: hun vreugde zou volledig en volkomen zijn geweest als hij maar niet zo lang was weggebleven. Toen Jezus ten slotte in hun midden terugkeerde, was het al laat en waren praktisch allen die profijt hadden gehad van het genezingsvoorval naar huis gegaan. Jezus wees de gelukwensen en het eerbetoon van de twaalf en de anderen die gewacht hadden om hem te begroeten, van de hand en zei slechts: ‘Verblijd je niet omdat mijn Vader de kracht heeft om het lichaam te genezen, maar veeleer dat hij de macht heeft om de ziel te redden. Laten we nu gaan rusten, want morgen moeten we weer aan het werk voor de Vader.’

145:4.3

En weer gingen er twaalf teleurgestelde, verbijsterde en diepbedroefde mannen rusten; behalve de tweelingbroers sliepen er maar enkelen die nacht goed. Nauwelijks had de Meester iets gedaan dat de ziel van zijn apostelen opbeurde en hun hart verblijdde, of hij scheen ogenblikkelijk opnieuw hun verwachtingen weer de bodem in te slaan en het fundament van hun moed en enthousiasme volledig af te breken. Toen deze verbijsterde vissers elkaar aanzagen, hadden ze slechts één gedachte: ‘We kunnen hem niet begrijpen. Wat heeft dit allemaal te betekenen?’


◄ 145:3
 
145:5 ►