◄ 145:0
Verhandeling 145
145:2 ►

Vier bewogen dagen in Kafarnaüm

1. De vangst met het visnet

145:1.1

Op de vrijdagochtend van deze week, toen Jezus onderrichtte aan de oever van het meer, drong de menigte hem zo dicht naar de waterkant, dat hij enige vissers in een boot in de nabijheid wenkte hem te hulp te komen. Toen hij in de boot gestapt was, ging hij nog meer dan twee uur door met zijn onderricht aan de samengestroomde menigte. Deze boot droeg de naam ‘Simon’; het was de vroegere vissersboot van Simon Petrus en was door Jezus eigenhandig gebouwd. Deze morgen werd de boot gebruikt door David Zebedeüs en twee metgezellen, die juist naar de oever waren teruggekeerd nadat ze een nacht zonder succes hadden gevist op het meer. Ze waren bezig hun netten schoon te maken en te repareren, toen Jezus hun verzocht hem te hulp te komen.

145:1.2

Nadat Jezus zijn onderricht aan de mensen had beëindigd, zei hij tegen David: ‘Jullie hebt oponthoud gekregen door mij te hulp te komen, dus laat mij nu jullie helpen. Laten we gaan vissen; vaar naar het diepe water daarginds en laat je netten neer en trek ze op.’ Maar Simon, een van de helpers van David, antwoordde: ‘Meester, het heeft geen zin. Wij hebben de hele nacht hard gewerkt en niets gevangen; maar omdat u het zegt zullen we uitvaren en de netten uitwerpen’. Simon stemde ermee in de aanwijzingen van Jezus op te volgen, omdat zijn baas, David, een gebaar maakte. Toen ze naar de plek gevaren waren die Jezus had aangewezen, wierpen ze hun netten uit en vingen daarin zo’n veelheid vissen dat ze bang waren dat hun netten zouden scheuren, zozeer dat ze seinen gaven naar hun collega’s aan de wal om hen te hulp te komen. Toen ze alle drie boten zo hadden volgeladen met vis, dat ze bijna zonken, viel deze Simon neer aan de voeten van Jezus en zei: ‘Ga heen van mij, Meester, want ik ben een zondig mens.’ Simon en allen die bij deze gebeurtenis betrokken waren, waren verbaasd over deze vangst. Vanaf die dag lieten David Zebedeüs, deze Simon, en hun metgezellen hun netten in de steek en volgden Jezus.

145:1.3

Maar dit was in geen enkel opzicht een wonderbare visvangst. Jezus was iemand die nauwlettend de natuur had bestudeerd; hij was een ervaren visser en kende de gewoonten van de vis in het Meer van Galilea. Bij deze gelegenheid stuurde hij deze mannen alleen maar naar de plaats waar de vis gewoonlijk om deze tijd van de dag kon worden aangetroffen. De volgelingen van Jezus beschouwden dit echter altijd als een wonder.


◄ 145:0
 
145:2 ►