◄ 140:3
Verhandeling 140
140:5 ►

De bevestiging van de Twaalf

4. Jullie bent het zout der aarde

140:4.1

De zogeheten ‘Bergrede’ is niet het evangelie van Jezus. Zij bevat wel veel nuttig onderricht, maar was de opdracht van Jezus aan de twaalf apostelen bij hun bevestiging. Het was de persoonlijke commissie van de Meester aan hen die door zouden gaan met de verkondiging van het evangelie en ernaar zouden streven hem te vertegenwoordigen in de wereld der mensen, zoals hij ook zo welsprekend en volmaakt zijn Vader vertegenwoordigde.

140:4.2

‘Jullie bent het zout der aarde, zout van een behoudende smaak. Maar indien dit zout zijn smaak heeft verloren, waarmee kan het dan gezouten worden? Het deugt dan nergens meer voor dan om weggeworpen en onder de voeten der mensen vertreden te worden.

140:4.3

In de tijd van Jezus was zout kostbaar. Het werd zelfs als geld gebruikt. Het moderne woord ‘salaris’ is afgeleid van het woord voor zout. Zout geeft niet alleen smaak aan het voedsel, maar het is ook een conserveringsmiddel. Het maakt andere dingen smakelijker, en zo dient het door verbruikt te worden.

140:4.4

‘Jullie bent het licht der wereld. Een stad die op een heuvel is gelegen, kan niet verborgen blijven. Evenmin steken mensen een kaars aan om die onder een korenmaat te plaatsen, maar op een kandelaar; en hij geeft licht voor allen die in het huis zijn. Laat jullie licht zo schijnen voor de mensen dat zij jullie goede werken mogen zien en ertoe gebracht worden om jullie Vader die in de hemel is te verheerlijken.’

140:4.5

Hoewel licht de duisternis verdrijft, kan het ook zo ‘verblindend’ zijn, dat het verwart en frustreert. Wij worden aangespoord ons licht zo te laten schijnen, dat onze medemensen ertoe geleid zullen worden nieuwe, godvruchtige paden van hoger leven in te slaan. Ons licht dient zo te schijnen, dat het geen aandacht vestigt op ons zelf. Zelfs ons beroep kan benut worden als een doeltreffende ‘reflector’ voor de verspreiding van dit licht des leven.

140:4.6

Sterke karakters ontstaan niet door het niet doen van het verkeerde, maar veeleer door het werkelijk doen van het goede. Onbaatzuchtigheid is het kenteken van menselijke grootheid. De hoogste niveaus van zelfverwerkelijking worden bereikt door godsverering en dienstbaarheid. De gelukkige, opmerkelijke mens wordt niet gemotiveerd door angst om kwaad te doen, maar door liefde voor het doen van het goede.

140:4.7

‘Aan hun vruchten zullen jullie hen kennen.’ Persoonlijkheid is fundamenteel onveranderlijk; wat verandert—groeit—is het morele karakter. De voornaamste dwaling van moderne religies is negativisme. De boom die geen vrucht draagt, wordt ‘omgehouwen en in het vuur geworpen.’ Morele waardigheid kan niet worden ontleend aan blote repressie—gehoorzaamheid aan het gebod ‘Gij zult niet.’ Vrees en schaamte zijn onwaaridge beweegredenen om religieus te leven. Religie is alleen deugdelijk wanneer zij het vaderschap van God openbaart en de broederschap der mensen verhoogt.

140:4.8

Men vormt zich een effectieve levensopvatting door een combinatie van kosmisch inzicht en het totaal der emotionele reacties op de sociale en economische omgeving. Onthoudt dat ofschoon overgeërfde neigingen niet fundamenteel gemodificeerd kunnen worden, emotionele reacties op zulke neigingen wel kunnen worden veranderd; daarom kan de morele natuur gemodificeerd worden, het karakter kan worden verbeterd. In een sterk karakter zijn de emotionele reacties geïntegreerd en gecoördineerd, en zo wordt een verenigde persoonlijkheid voortgebracht. Onvoldoende unificatie verzwakt de morele natuur en maakt ongelukkig.

140:4.9

Zonder een waardig doel wordt het leven zinloos en onnuttig, hetgeen veel ongeluk tot gevolg heeft. De toespraak van Jezus bij de bevestiging van de twaalf vormt een superieure levensfilosofie. Jezus riep zijn volgelingen op tot experiëntiële geloofsbeleving. Hij spoorde hen aan zich niet te verlaten op louter intellectuele instemming, lichtgelovigheid, en gevestigd gezag.

140:4.10

De opvoeding dient een techniek te zijn om de beste methoden te leren (te ontdekken) om onze natuurlijke overgeërfde neigingen te bevredigen, en geluk is het totale resultaat van deze hogere methoden om vormen van emotionele voldoening te vinden. Geluk is maar in geringe mate afhankelijk van de omgeving, ofschoon eeen prettige omgeving er in hoge mate aan kan bijdragen.

140:4.11

Iedere sterveling hunkert er werkelijk naar een compleet mens te zijn, volmaakt te zijn evenals de Vader in de hemel volmaakt is, en het is mogelijk dit te bereiken omdat uiteindelijk het ‘universum waarlijk vaderlijk is.’


◄ 140:3
 
140:5 ►