◄ 139:6
Verhandeling 139
139:8 ►

De twaalf Apostelen

7. Matteüs Levi

139:7.1

Matteüs, de zevende apostel, was door Andreas gekozen. Matteüs kwam uit een familie van belastingontvangers, of tollenaars, maar zelf was hij ontvanger bij de douane in Kafarnaüm, waar hij ook woonde. Hij was eenendertig jaar, getrouwd, en had vier kinderen. Hij was tamelijk welgesteld, de enige van het korps der apostelen die enigszins bemiddeld was. Hij was een goed zakenman, een onderhoudend mens, en bezat de gave om vrienden te maken en met allerlei zeer verschillende mensen overweg te kunnen.

139:7.2

Andreas stelde Matteüs aan als de financiële vertegenwoordiger van de apostelen. Hij was in zekere zin de fiscale tussenpersoon en de naar buiten optredende woordvoerder van de apostolische organisatie. Hij was een goed mensenkenner en een zeer doeltreffend propagandist. Men kan zich moeilijk een beeld vormen van zijn persoonlijkheid, doch hij was een zeer ernstig discipel en zijn geloof in de missie van Jezus en in de zekerheid van het koninkrijk verdiepte zich steeds meer. Jezus gaf Levi nooit een bijnaam, maar zijn mede-apostelen spraken gewoonlijk over hem als ‘degene die het geld binnen kreeg.’

139:7.3

Levi’s sterkste punt was dat hij de beweging met geheel zijn hart was toegewijd. Dat hij, een tollenaar, door Jezus en zijn apostelen in hun midden was opgenomen, stemde de voormalige belastingontvanger geweldig dankbaar. Er ging echter wel enige tijd overheen voordat de andere apostelen, en met name Simon Zelotes en Judas Iskariot, zich ermee verzoend hadden dat er een tollenaar in hun midden was. De zwakheid van Matteüs was zijn kortzichtige en materialistische kijk op het leven. Doch naarmate de maanden verstreken, boekte hij in al deze zaken grote vooruitgang. Uiteraard moest hij bij veel van de kostbaarste uren van onderricht verstek laten gaan, aangezien het zijn taak was te zorgen dat de kas gevuld bleef.

139:7.4

Het was de vergevensgezindheid van de Meester die Matteüs het meest waardeerde. Steeds opnieuw vertelde hij dat geloof het enig noodzakelijke was in de zaak van het vinden van God. Hij sprak bij voorkeur over het koninkrijk als ‘deze zaak van het vinden van God.’

139:7.5

Ofschoon Matteüs iemand met een verleden was, kwijtte hij zich op uitnemende wijze van zijn taak, en met het verstrijken van de tijd werden zijn metgezellen trots op de prestaties van de tollenaar. Hij was een van de apostelen die uitvoerig aantekeningen maakte van de uitspraken van Jezus, en deze aantekeningen vormden de basis voor het verslag dat Isador later maakte van de woorden en handelingen van Jezus, welk verslag bekend is geworden onder de naam van het Evangelie naar Matteüs.

139:7.6

Het grootse en vruchtbare leven van Matteüs, de zakenman en douane-ontvanger uit Kafarnaüm, is het middel geweest waardoor in latere eeuwen duizenden en duizenden andere zakenlieden, beambten in openbare dienst en politici ook de innemende stem van de Meester hebben horen zeggen: ‘Volg mij.’ Matteüs was werkelijk een scherpzinnig politicus, doch hij was intens trouw aan Jezus, en ten volle toegewijd aan zijn taak om te zorgen dat de boodschappers van het komende koninkrijk over voldoende financiële middelen konden beschikken.

139:7.7

De aanwezigheid van Matteüs onder de twaalf maakte het mogelijk om de deuren van het koninkrijk wijd open te houden voor menigten terneergeslagen en verworpen zielen die zich zo lang buitengesloten hadden gevoeld van religieuze vertroosting. Verworpen en wanhopige mannen en vrouwen stroomden samen om naar Jezus te luisteren; en nimmer wees hij iemand af.

139:7.8

Matteüs ontving vrijwillige bijdragen van de gelovige discipelen en de rechtstreekse toehoorders bij het onderricht van de Meester, doch hij vroeg nooit openlijk om geld bij de menigten. Al zijn financiële werk verrichtte hij in stilte en van persoon tot persoon, en het grootste gedeelte van het geld zamelde hij in bij de meer draagkrachtige groep van belangstellende gelovigen. Hij schonk praktisch heel zijn bescheiden vermogen aan het werk van de Meester en diens apostelen, maar zij hebben nooit iets van deze vrijgevigheid geweten, behalve Jezus die er alles van wist. Matteüs schroomde openlijk bij te dragen aan de kas van de apostelen, uit vrees dat Jezus en zijn metgezellen misschien zouden denken dat zijn geld geen zuivere herkomst had en dus gaf hij veel onder de naam van andere gelovigen. In de eerste maanden, toen Matteüs wist dat zijn aanwezigheid onder hen min of meer een beproeving voor hen was, kwam hij sterk in de verleiding hun te laten weten dat hun dagelijks brood dikwijls met zijn eigen geld betaald werd, maar hij gaf niet aan deze verleiding toe. Als er wel eens een blijk van minachting voor de tollenaar aan de dag trad, voelde hij een vurig verlangen om zijn vrijgevigheid aan hen te onthullen, doch hij slaagde er altijd in zich stil te houden.

139:7.9

Wanneer de geldmiddelen voor de lopende week minder waren dan de geschatte behoefte, sprak Levi dikwijls zijn eigen, persoonlijke middelen fors aan. Het gebeurde soms ook, wanneer hij hevig geïnteresseerd was in het onderricht van Jezus, dat hij verkoos bij het onderricht te blijven, ook al wist hij dat wanneer hij naliet om het benodigde geld in te zamelen, hij dit persoonlijk zou moeten aanvullen. Maar Levi wilde zo graag dat Jezus zou weten dat veel van het geld uit zijn eigen zak kwam! Hij besefte niet in het minst dat de Meester dit alles wist. De apostelen stierven allen zonder te weten dat Matteüs in zulk een aanzienlijke mate hun weldoener was geweest, dat hij praktisch geen cent meer bezat toen hij, nadat de vervolgingen waren begonnen, uittrok om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen.

139:7.10

Toen deze vervolgingen de gelovigen dwongen Jeruzalem te verlaten, reisde Matteüs naar het noorden, en predikte het evangelie van het koninkrijk en doopte hen die geloofden. Zijn vroegere mede-apostelen verloren hem uit het oog, doch hij trok verder, predikend en dopend, door Syrië, Cappadocië, Galatië, Bitynië en Tracië. En het was in Tracië, te Lysimachia, dat zekere ongelovige Joden samenspanden met de Romeinse soldaten om hem ter dood te brengen. Deze wedergeboren tollenaar stierf triomferend in het geloof in een heil dat hij met zulk een zekerheid had leren kennen in het onderricht van de Meester tijdens diens recente verblijf op aarde.


◄ 139:6
 
139:8 ►