◄ 138:7
Verhandeling 138
138:9 ►

De opleiding der boodschappers van het Koninkrijk

8. Het eerste werk van de twaalf

138:8.1

Na de visvangsten van twee weken van de hand gedaan te hebben, verdeelde Judas Iskariot, die gekozen was als penningmeester van de twaalf, het geld van de apostelen in zes gelijke delen, nadat in de middelen voor het levensonderhoud van de gezinnen die van hen afhankelijk waren, was voorzien. Daarna trokken ze omstreeks half augustus van het jaar 26 er twee aan twee op uit naar het arbeidsterrein dat Andreas hen had toegewezen. De eerste twee weken ging Jezus met Andreas en Petrus mee, de tweede twee weken met Jakobus en Johannes, en zo verder met de andere paren, in de volgorde waarin ze gekozen waren. Op deze manier was hij in staat om ten minste eenmaal met ieder paar mee te gaan, voordat hij hen bijeenriep voor de aanvang van hun optreden in het openbaar.

138:8.2

Jezus leerde hun om de vergeving der zonden door geloof in God, zonder boetedoening of offer, te prediken, en ook dat de Vader in de hemel al zijn kinderen liefheeft met dezelfde eeuwige liefde. Hij verbood zijn apostelen te spreken over:

138:8.3

1. het werk en de gevangenschap van Johannes de Doper;

138:8.4

2. de stem bij de doop. Jezus zei: ‘Slechts zij die de stem gehoord hebben, mogen er naar verwijzen. Spreek slechts wat je van mij gehoord hebt; spreek niet van horen zeggen.’

138:8.5

3. het veranderen van water in wijn te Kana. Jezus gebood hun met nadruk: ‘Vertel niemand over het water en de wijn.’

138:8.6

Ze hadden een heerlijke tijd, deze vijf of zes maanden waarin zij om de twee weken werkten als vissers, en voldoende verdienden om zichzelf op hun arbeidsterrein te onderhouden tijdens de daarop volgende twee weken, wanneer ze zendingswerk verrichtten voor het koninkrijk.

138:8.7

De gewone mensen verwonderden zich over het onderricht en dienstbetoon van Jezus en zijn apostelen. De rabbijnen hadden de Joden lange tijd geleerd dat onwetenden niet vroom of rechtvaardig konden zijn. Maar Jezus’ apostelen waren zowel vroom als rechtvaardig; toch leden zij er niet in het minst onder dat ze onkundig waren van veel van de geleerdheid van de rabbijnen en de wijsheid dezer wereld.

138:8.8

Jezus maakte zijn apostelen het verschil duidelijk tussen het berouw dat wordt getoond in zogenaamde goede werken, zoals dit door de Joden werd geleerd, en de verandering van denken door geloof—de wedergeboorte—die hij verlangde als toegangsprijs voor het koninkrijk. Hij leerde zijn apostelen dat geloof het enig nodige was om het koninkrijk van de Vader binnen te gaan. Johannes had hun geleerd ‘zich te bekeren—te vluchten voor de komende toorn.’ Jezus leerde: ‘Geloof is de open deur om binnen te gaan in de huidige, volmaakte, en eeuwige liefde van God.’ Jezus sprak niet als een profeet, als iemand die komt om te zeggen wat God zegt. Hij leek over zichzelf te spreken als iemand met gezag. Jezus trachtte hun denken af te brengen van het uitzien naar wonderen, en het te richten op het vinden van een werkelijke, persoonlijke ervaring van de voldoening en zekerheid van de inwoning van Gods geest van liefde en reddende genade.

138:8.9

De discipelen leerden al vroeg dat de Meester een diep respect en meevoelende genegenheid had voor iedere mens die hij ontmoette, en zij raakten diep onder de indruk van de aandacht die hij onveranderlijk en consequent aan alle soorten mannen, vrouwen, en kinderen gaf. Midden in een diepgaande discussie kon hij even ophouden, zodat hij de weg op kon gaan om een voorbijgaande vrouw die belast was naar lichaam en ziel, te bemoedigen. Hij kon een belangrijke bespreking met zijn apostelen onderbreken, om even aardig te zijn voor een kind dat hen kwam storen. Niets scheen ooit zo belangrijk te zijn voor Jezus als de individuele mens die toevallig in zijn onmiddellijke nabijheid verkeerde. Hij was de meester en leraar, maar hij was meer dan dat—hij was ook een vriend en naaste, een begripvolle kameraad.

138:8.10

Terwijl het onderricht dat Jezus in het openbaar gaf, hoofdzakelijk bestond uit gelijkenissen en korte verhandelingen, onderrichtte hij zijn apostelen altijd door middel van vragen en antwoorden. Hij onderbrak zijn toespraken in het openbaar later altijd om antwoord te geven op ernstige vragen.

138:8.11

In het eerst waren de apostelen geschokt door de wijze waarop Jezus met vrouwen omging, maar zij raakten er al spoedig aan gewend; hij gaf hun zeer duidelijk te verstaan dat in het koninkrijk aan vrouwen dezelfde rechten dienden te worden toegekend als aan mannen.


◄ 138:7
 
138:9 ►