Terwijl de reizigers zich ophielden bij de kade waar ze moesten wachten tijdens het lossen van lading, zagen zij een man zijn vrouw mishandelen. Zoals zijn gewoonte was, kwam Jezus tussenbeide ten behoeve van de persoon die aangevallen werd. Hij naderde de woedende echtgenoot van achteren en zei, hem licht op de schouder tikkend: ‘Mijn vriend, mag ik een ogenblik onder vier ogen met u spreken?’ De boze man was met stomheid geslagen toen hij op deze wijze werd benaderd en na een ogenblik van pijnlijke aarzeling stotterde hij—’Eh, waarom—goed, wat wilt u van mij?’ Toen Jezus hem terzijde genomen had, zei hij: ‘Mijn vriend, ik zie dat u iets vreselijks moet zijn overkomen: ik zou heel graag willen dat ge mij vertelt wat zo’n sterke man als u overkomen kan zijn dat hij zijn vrouw, de moeder van zijn kinderen, aanvalt en dat nog wel hier waar iedereen bij is. Ik ben er zeker van dat ge meent een goede reden te hebben voor deze aanval. Wat heeft deze vrouw gedaan om een dergelijke behandeling door haar echtgenoot te verdienen? Als ik u aankijk, meen ik in uw gezicht te kunnen lezen dat ge het recht liefhebt, en zelfs het verlangen om barmhartigheid te tonen. Ik durf wel zeggen dat ge, als ge mij langs de weg zoudt zien liggen, aangevallen door rovers, mij zonder aarzelen te hulp zoudt snellen. Ge hebt vast veel dergelijke dappere dingen gedaan in de loop van uw leven. Nu, mijn vriend, zeg mij wat is er aan de hand? Heeft de vrouw iets verkeerds gedaan, of was u zo dwaas uw zelfbeheersing te verliezen en bent ge haar zonder nadenken aangevallen?’ Het was niet zozeer wat hij zei, als wel de vriendelijke blik van Jezus en de meevoelende glimlach die hij hem schonk aan het eind van zijn opmerkingen, die het hart van de man raakten. De man zei: ‘Ik merk dat ge een priester van de Cynici bent, en ik ben u erkentelijk dat u mij hebt tegengehouden. Mijn vrouw heeft niets ernstigs misdaan; ze is een goede vrouw, maar ze irriteert me door de manier waarop ze in het openbaar op mij vit, en dan word ik driftig. Ik betreur mijn gebrek aan zelfbeheersing, en ik beloof u dat ik de gelofte zal nakomen die ik vroeger aan een van uw broeders gedaan heb, die mij vele jaren geleden de weg naar een beter leven heeft geleerd. Dat beloof ik u.’
Daarop zei Jezus ten afscheid: ‘Broeder, houd steeds in gedachten dat een man geen rechtmatig gezag heeft over een vrouw, tenzij zij hem dit gezag bewust en vrijwillig heeft gegeven. Uw vrouw heeft zich ertoe verbonden samen met u door het leven te gaan, u te helpen de levensstrijd te strijden, en verreweg het grootste deel van de last van het baren en grootbrengen van kinderen op zich te nemen; en als tegenprestatie voor deze speciale dienst is het niet meer dan billijk dat zij van u die speciale bescherming ontvangt die een man kan geven aan zijn vrouw, als de partner die de kinderen moet dragen, baren en verzorgen. De mate van liefdevolle zorg en consideratie die een man bereid is aan zijn vrouw en hun beider kinderen te schenken, geeft aan hoe ver de man is gevorderd in het bereiken van de hogere niveaus van scheppend en geestelijk zelf-bewustzijn. Beseft ge niet dat mannen en vrouwen Gods medewerkers zijn in de zin dat zij samenwerken om wezens te scheppen die wanneer ze opgroeien in het bezit komen van het potentieel van een onsterfelijke ziel? De Vader in de hemel behandelt de Geest-Moeder van de kinderen van het universum als zijn gelijke. Ge handelt zoals God wanneer ge uw leven en alles wat daarmee verband houdt op voet van gelijkheid deelt met uw partner, de moeder die zo volledig met u deelt in de goddelijke ervaring dat ge u voortplant in de levens van uw kinderen. Indien ge uw kinderen maar kunt liefhebben zoals God u liefheeft, zult ge uw vrouw liefhebben en koesteren zoals de vader in de hemel de Oneindige Geest eert en hooghoudt die de moeder is van alle geest-kinderen in een ontzaglijk universum.’
Toen ze zich inscheepten, zagen ze om naar het tafereel van het echtpaar dat elkaar met tranen in de ogen zwijgend omarmde. Omdat Gonod het laatste deel van de woorden die Jezus tot de man richtte gehoord had, bleef hij daar de gehele dag in gedachten mee bezig, en hij besloot bij zijn terugkeer in India zijn huiselijk leven te reorganiseren.
De reis naar Nicopolis was aangenaam maar langzaam, omdat de wind niet gunstig was. Vele uren brachten de drie met elkaar door, pratend over hun wederwaardigheden in Rome en herinneringen ophalend aan alles wat ze meegemaakt hadden sinds ze elkaar voor het eerst in Jeruzalem hadden ontmoet. Ganid raakte steeds meer doordrenkt van de geest van het persoonlijke dienstbetoon. Hij begon zich te richten op de hofmeester van het schip, maar op de tweede dag raakte hij verzeild in hachelijke religieuze onderwerpen, en moest hij Joshua te hulp roepen om daar weer uit te komen.
Ze brachten verscheidene dagen in Nicopolis door, de stad die Augustus ongeveer vijftig jaar tevoren had gesticht als de ‘stad der overwinning’, ter herdenking van de slag bij Actium, omdat hij op deze plek met zijn leger zijn tenten had opgeslagen voor de slag begon. Ze logeerden in het huis van een zekere Jeramias, een Griekse proseliet van het Joodse geloof, die ze aan boord hadden leren kennen. De Apostel Paulus bracht in de loop van zijn derde zendingsreis een hele winter in hetzelfde huis door bij de zoon van Jeramias. Van Nicopolis voeren ze op hetzelfde schip naar Korinte, de hoofdstad van de Romeinse provincie Achaia.