◄ 133:2
Verhandeling 133
133:4 ►

De terugreis uit Rome

3. In Korinte

133:3.1

Tegen de tijd dat ze Korinte bereikten, raakte Ganid zeer geïnteresseerd in de Joodse godsdienst, en daarom was het niet verwonderlijk dat hij, toen ze op zekere dag voorbij de synagoge kwamen en mensen naar binnen zagen gaan, Jezus verzocht hem mee te nemen naar de dienst. Ze hoorden die dag een geleerde rabbi een verhandeling houden over de ‘bestemming van Israël;’ na de dienst maakten ze kennis met een zekere Crispus, het hoofd van deze synagoge. Daarna gingen ze nog vele malen naar de diensten in de synagoge, maar voornamelijk om Crispus te ontmoeten. Ganid raakte zeer gesteld op Crispus, diens vrouw, en hun vijf kinderen. Hij genoot ervan te zien hoe een Jood het leven in zijn gezin leidde.

133:3.2

Terwijl Ganid studie maakte van het gezinsleven, onderrichtte Jezus Crispus de betere manieren om een religieus leven te leiden. Jezus hield meer dan twintig lange gesprekken met deze Jood, die een vooruitziende blik had. Het is niet zo verwonderlijk dat jaren later, toen Paulus in deze zelfde synagoge predikte en de Joden zijn boodschap verwierpen door bij stemming zijn verdere prediking in de synagoge te verbieden, waarop hij naar de niet-Joden ging, Crispus met zijn gehele gezin de nieuwe religie aannam en een van de belangrijkste steunpilaren werd van de Christelijke kerk die Paulus later te Korinte organiseerde.

133:3.3

Gedurende de achttien maanden dat Paulus in Korinte predikte, waarin hij later werd bijgestaan door Silas en Timotheus, ontmoette hij vele anderen die onderricht hadden ontvangen van de ‘Joodse huisleraar van de zoon van een koopman uit India.’

133:3.4

Te Korinte ontmoetten ze mensen van ieder ras, afkomstig uit drie continenten. Op Alexandrië en Rome na was het de meest kosmopolitische stad van het keizerrijk rond de Middellandse Zee. Veel was er dat de aandacht trok in deze stad, en Ganid kon er niet genoeg van krijgen de citadel te bezoeken die bijna zeshonderd meter boven de zeespiegel stond. Hij bracht ook een groot gedeelte van zijn vrije tijd door in de synagoge en in het huis van Crispus. Eerst was hij geschokt, maar later bekoord, door de status van de vrouw in het Joodse gezin: deze was een openbaring voor deze jongeman uit India.

133:3.5

Jezus en Ganid waren dikwijls te gast in het huis van een andere Jood, Justus genaamd, een vrome koopman, die naast de synagoge woonde. Later, toen Paulus in dit huis verbleef, luisterde hij dikwijls naar de verhalen over deze bezoeken van de jongen uit India en diens Joodse leermeester, terwijl zowel Paulus als Justus zich afvroegen wat er toch van zo’n wijze, briljante Hebreeuwse leraar zou zijn geworden.

133:3.6

Tijdens hun verblijf te Rome had Ganid opgemerkt dat Jezus weigerde hen te vergezellen naar de openbare baden. Vele malen daarna had de jongeman geprobeerd Jezus ertoe te bewegen zich nader uit te spreken over de verhouding tussen de seksen. Ofschoon hij wel antwoord gaf op vragen van de jongeman, scheen hij deze onderwerpen nooit uitvoerig te willen bespreken. Op zekere avond, toen ze even buiten Korinte aan het wandelen waren dichtbij de plaats waar de muur van de citadel afliep naar zee, werden ze aangesproken door twee publieke vrouwen. Ganid had terecht de overtuiging gekregen dat Jezus een man was met hoge idealen die een afschuw had van alles wat meer of minder onkuis was of in een slechte reuk stond; bijgevolg sprak hij deze vrouwen in scherpe bewoordingen toe en beduidde hij hen op ruwe wijze weg te gaan. Toen Jezus dit zag, zei hij tegen Ganid: ‘Je bedoelt het goed, maar je moet je niet aanmatigen zo tegen kinderen van God te spreken, zelfs niet als ze toevallig zijn verdwaalde kinderen zijn. Wie zijn wij dat wij over deze vrouwen zouden oordelen? Ken je soms alle omstandigheden die hen ertoe gebracht hebben om hun toevlucht te nemen tot zulke methoden om in hun levensonderhoud te voorzien? Blijf hier eens bij mij staan terwijl wij deze zaken bespreken.’ De publieke vrouwen waren verbaasd over wat hij zei, nog meer zelfs dan Ganid.

133:3.7

Terwijl ze daar in het maanlicht stonden, zei Jezus verder: ‘In ieder menselijk bewustzijn woont een goddelijke geest, de gave van de Vader in de hemel. Deze goede geest tracht steeds ons naar God te brengen, tracht ons te helpen om God te vinden en God te leren kennen; maar de sterfelijke mens kent ook vele natuurlijke lichamelijke neigingen die de schepper in hem gelegd heeft voor het welzijn van het individu en het ras. Nu gebeurt het dikwijls dat mannen en vrouwen verward raken bij hun pogingen om zichzelf te begrijpen en om de veelvoudige moeilijkheden aan te pakken die verbonden zijn met het verdienen van het levensonderhoud in een wereld die in zo grote mate wordt beheerst door zelfzucht en zonde. Ik zie heel goed dat geen van deze beide vrouwen opzettelijk slecht is. Ik kan aan hun gezichten zien dat ze veel verdriet hebben gehad, ze hebben veel geleden door een klaarblijkelijk wreed noodlot; ze hebben dit soort leven niet opzettelijk gekozen, ze zijn in moedeloosheid, haast in wanhoop, gezwicht voor de druk van het ogenblik en hebben deze onaangename wijze om in hun levensonderhoud te voorzien geaccepteerd als de beste manier om aan een situatie te ontkomen die hun hopeloos voorkwam. Sommige mensen, Ganid, zijn werkelijk boos van hart, ze verkiezen welbewust minderwaardige dingen te doen; maar, zeg nu zelf, als je in deze ogen kijkt, nu vol tranen, zie je dan iets verkeerds of slechts?’ En toen Jezus wachtte op antwoord, stamelde Ganid mat verstikte stem: ‘Neen, Meester. En ik maak mijn excuses dat ik zo ruw tegen hen ben opgetreden—ik vraag hen nederig om vergiffenis.’ Daarop zei Jezus: ‘En ik zeg je namens hen dat zij je vergeven hebben, evenals ik namens mijn Vader in de hemel spreek als ik zeg dat hij hen vergeven heeft. Komen jullie nu allemaal met mij mee naar het huis van een vriend waar we zullen proberen iets te eten te krijgen en plannen zullen maken voor het nieuwe, betere leven dat voor ons ligt.’ Tot dusver hadden de verbaasde vrouwen geen woord gesproken; ze keken elkaar aan en volgden zwijgend de mannen die voorop gingen.

133:3.8

Stelt u zich de verbazing voor van de vrouw van Justus toen Jezus en Ganid op dit late uur bij haar kwamen met deze twee vreemdelingen. Jezus zei; ‘Ge zult ons wel willen verontschuldigen dat wij op deze tijd nog aankomen, maar Ganid en ik zouden graag iets te eten willen hebben, en we zouden het graag delen met deze nieuwe vriendinnen van ons, die ook behoefte aan voedsel hebben. Bovendien komen we naar u toe in de veronderstelling dat u er wel in geïnteresseerd zult zijn, samen met ons te overleggen wat de beste manier zou zijn om deze vrouwen te helpen een nieuw begin te maken in hun leven. Zij kunnen u zelf hun levensverhaal vertellen, maar ik vermoed dat ze veel moeilijkheden hebben ondervonden en dat hun aanwezigheid nu, hier in uw huis, laat zien hoe ernstig ze verlangen goede mensen te leren kennen, en hoe graag ze de gelegenheid te baat nemen om de hele wereld—en zelfs de engelen in de hemel—te laten zien welke moedige en nobele vrouwen ze kunnen worden.’

133:3.9

Toen Marta, de vrouw van Justus, het eten op de tafel had gezet, nam Jezus onverwacht afscheid van hen en zei ‘Het is al laat geworden en de vader van deze jongeman wacht op ons, en ik vraag u dus ons te willen verontschuldigen als we u hier samen achterlaten—drie vrouwen, beminde kinderen van de Allerhoogste. En ik zal bidden dat ge geestelijk geleid moogt worden bij het maken van plannen voor een nieuw, beter leven op aarde, en het eeuwige leven in het grote hiernamaals.’

133:3.10

Zo namen Jezus en Ganid afscheid van de drie vrouwen. De twee publieke vrouwen hadden nog steeds geen woord gezegd; Ganid was eveneens sprakeloos. Enkele ogenblikken was Marta dit ook, maar heel gauw toonde ze zich meester van de situatie en deed alles voor deze onbekende vrouwen wat Jezus gehoopt had. De oudste van deze twee vrouwen stierf korte tijd daarna, in levendige hoop op het eeuwige leven, en de jongste werkte in de zaak van Justus en werd later voor haar gehele verdere leven lid van de Christelijke kerk in Korinte.

133:3.11

In het huis van Crispus ontmoetten Jezus en Ganid verscheidene malen een zekere Gaius, die later een trouwe volgeling van Paulus werd. Gedurende deze twee maanden in Korinte hadden ze diepgaande gesprekken met vele tientallen nuttige mensen, en als resultaat van al deze schijnbaar toevallige contacten, werd meer dan de helft van deze onder de indruk geraakte personen lid van de latere Christelijke gemeente.

133:3.12

Toen Paulus voor de eerste keer naar Korinte ging, had hij niet het plan daar een langdurig bezoek te brengen. Maar hij wist niet hoe goed de Joodse leermeester de weg had gebaand voor zijn arbeid. Bovendien merkte hij dat er reeds een grote belangstelling gewekt was door Aquila en Priscilla; Aquila was een van de Cynici met wie Jezus in Rome in contact was gekomen. Dit Joodse echtpaar was gevlucht uit Rome en zij namen heel spoedig het onderricht van Paulus aan. Hij woonde bij hen en werkte met hen, want zij waren ook tentenmakers. Het waren deze omstandigheden die Paulus ertoe brachten zijn verblijf te Korinte te verlengen.


◄ 133:2
 
133:4 ►