◄ 126:1
Verhandeling 126
126:3 ►

De twee cruciale jaren

2. De dood van Jozef

126:2.1

Alles ging goed tot de noodlottige dinsdag, 25 september, toen een koerier uit Sepforis aan dit huis in Nazaret het tragische nieuws bracht dat Jozef ernstig gewond was doordat hij van een hijsstelling was gevallen bij het werk aan de residentie van de gouverneur. De boodschapper uit Sepforis had op weg naar het huis van Jozef stilgehouden bij de werkplaats en Jezus op de hoogte gebracht van het ongeval van zijn vader, en samen gingen ze naar huis om het droeve nieuws als eerste aan Maria mee te delen. Jezus wilde onmiddellijk naar zijn vader gaan, maar Maria wilde van niets anders horen dan dat zij zo spoedig mogelijk bij haar echtgenoot moest zijn. Ze zei dat Jakobus, die toen tien jaar was, met haar mee moest naar Sepforis, terwijl Jezus thuis moest blijven bij de jongere kinderen totdat zij terug zou komen, omdat ze niet wist hoe ernstig Jozef gewond was. Jozef stierf echter aan zijn verwondingen vóór Maria bij hem was. Ze brachten hem naar Nazaret en de volgende dag werd hij bij zijn vaderen ter ruste gelegd.

126:2.2

Juist op het moment dat de vooruitzichten goed waren en de toekomst er rooskleurig uitzag, velde een ogenschijnlijk wrede hand het hoofd van deze huishouding in Nazaret: de huiselijke aangelegenheden raakten ontwricht en alle plannen voor Jezus en zijn toekomstige opvoeding vielen in duigen. De timmermansjongen, nu net veertien jaar, begon zich te realiseren dat hij niet alleen de opdracht van zijn hemelse Vader moest vervullen om diens goddelijke natuur op aarde en in het vlees te openbaren, maar dat zijn menselijke natuur ook nog de verantwoordelijkheid op de jonge schouders moest nemen om te zorgen voor zijn moeder die weduwe was geworden, en zijn zeven broers en zusjes—en één die nog geboren moest worden. Deze jongen uit Nazaret werd nu de enige steun en toeverlaat voor dit gezin dat zo plotseling van de vader was beroofd. Aldus werd toegestaan dat deze gebeurtenissen plaatsvonden die tot de natuurlijke orde vanUrantia behoren en die de jongeman met zijn bijzondere bestemming zouden dwingen om reeds vroeg de zware, doch hoogst opvoedende en discipline bijbrengende verantwoordelijkheden op zich te nemen van het hoofd van een menselijk gezin, om een vader te worden voor zijn eigen broers en zusjes, zijn moeder te steunen en te beschermen en de hoede op zich te nemen over het huis van zijn vader, het enige thuis dat hij op deze wereld zou kennen.

126:2.3

Jezus aanvaardde blijmoedig de verantwoordelijkheden die hem zo plotseling op de schouders werden gelegd en droeg ze getrouwelijk tot aan het einde toe. Eén groot probleem en voorziene moeilijkheid in zijn leven was althans op tragische wijze opgelost—er werd nu niet meer van hem verwacht dat hij naar Jeruzalem zou gaan om bij de rabbi’s te studeren. Het bleef altijd waar dat Jezus ‘aan niemands voeten zat.’ Hij was steeds bereid om van iedereen te leren, zelfs van het eenvoudigste kleine kind, maar nooit heeft hij aan menselijke bronnen zijn autoriteit ontleend om waarheid te onderwijzen.

126:2.4

Hij wist nog steeds niets van het bezoek van Gabriël aan zijn moeder vóór zijn geboorte; hij hoorde dit pas van Johannes op de dag dat hij gedoopt werd, aan het begin van zijn optreden in het openbaar.

126:2.5

Naarmate de jaren voorbijgingen, onderwierp de jonge timmerman uit Nazaret de waarde van iedere instelling van de samenleving en ieder religieus gebruik steeds vaker aan dezelfde proef: in hoeverre is de ziel van de mens ermee gebaat? Brengt het God nader tot de mens? Brengt het de mens nader tot God? Ofschoon deze jongeman de sociale aspecten van het leven en de aspecten van ontspanning niet geheel verwaarloosde, wijdde hij zijn tijd en energie meer en meer aan slechts twee doeleinden: de zorg voor zijn familie en zijn voorbereiding op het doen van de wil van zijn hemelse Vader op aarde.

126:2.6

Dit jaar werd het een gewoonte dat de buren in de winter ’s avonds langskwamen om Jezus op de harp te horen spelen, om te luisteren naar zijn verhalen (want de jongen kon meesterlijk vertellen), en om hem uit de Griekse geschriften te horen voorlezen.

126:2.7

De financiële aangelegenheden van de familie bleven tamelijk glad verlopen, daar er ten tijde van de dood van Jozef een aardige som geld voorhanden was. Jezus liet al vroeg blijken dat hij een scherp zakelijk inzicht had en schrander was in geldzaken. Hij was vrijgevig, maar sober; hij was spaarzaam, maar genereus. Hij bleek een verstandig en deskundig beheerder van zijn vaders nalatenschap.

126:2.8

Maar in weerwil van alles wat Jezus en de buren konden doen om wat opgewektheid in huis te brengen, lag er een schaduw van droefheid over Maria, en zelfs over de kinderen. Jozef was er niet meer. Jozef was een buitengewoon goede echtgenoot en vader geweest, en ze misten hem allen. En het leek allemaal nog tragischer als ze eraan dachten dat hij was gestorven zonder dat ze nog met hem hadden kunnen spreken of zijn afscheidszegen hadden kunnen horen.


◄ 126:1
 
126:3 ►