◄ 126:0
Verhandeling 126
126:2 ►

De twee cruciale jaren

1. Zijn veertiende jaar (A.D. 8)

126:1.1

Dit is het kalenderjaar waarin zijn veertiende verjaardag viel. Hij was een goed jukmaker geworden en kon goed werken met zowel canvas als leer. Hij ontwikkelde zich ook snel tot een vakkundig timmerman en meubelmaker. Die zomer maakte hij vele tochten naar de top van de heuvel ten noordwesten van Nazaret om daar te bidden en na te denken. Hij werd zich langzamerhand meer bewust van de natuur van zijn zelfschenking op aarde.

126:1.2

Deze heuvel was ruim honderd jaar geleden de ‘hoogte van Baäl’ geweest, en nu was het de plek waar zich het graf van Simeon bevond, een befaamd heilige van Israel. Van de top van deze heuvel van Simeon keek Jezus uit over Nazaret en het omliggende land. Hij liet vaak zijn blik rusten op Megiddo en dacht aan de geschiedenis van het Egyptische leger dat zijn eerste grote overwinning in Azië behaalde, en herinnerde zich hoe later een dergelijk leger Josia, de koning van Juda, versloeg. Niet zo ver weg kon hij Taänak zien, waar Debora en Barak destijds Sisera versloegen. In de verte kon hij de heuvels van Dotan zien waar, zoals hij had geleerd, Jozef door zijn broers als slaaf werd verkocht aan Egyptenaren. Daarna wendde hij gewoonlijk zijn blik naar Ebal en Gerizim om zich de overleveringen over Abraham, Jakob, en Abimelek te binnen te brengen. En zo herinnerde hij zich de historische gebeurtenissen en overleveringen van het volk van zijn vader Jozef, en liet hij er zijn gedachten over gaan.

126:1.3

Hij ging door met het volgen van de gevorderde lectuurcursussen onder leiding van de leraren van de synagoge, en hij ging ook door met het onderwijs thuis aan zijn broers en zusjes, wanneer zij daarvoor de juiste leeftijd hadden bereikt.

126:1.4

In het begin van dit jaar trof Jozef maatregelen om het inkomen uit zijn bezittingen in Nazaret en Kafarnaüm opzij te leggen zodat daarmee de lange studie van Jezus in Jeruzalem betaald zou kunnen worden, daar Jezus volgens plan in augustus van het volgende jaar, als hij vijftien jaar zou zijn, naar Jeruzalem zou gaan.

126:1.5

In het begin van dit jaar twijfelden Jozef en Maria dikwijls aan de bestemming van hun eerstgeboren zoon. Hij was inderdaad een briljant en lief kind, maar hij was zo moeilijk te begrijpen, zo moeilijk te doorgronden, en bovendien gebeurde er nooit iets buitengewoons of wonderbaarlijks. Tientallen malen was zijn trotse moeder in gespannen verwachting geweest, in het vooruitzicht dat haar zoon de een of andere bovenmenselijke of wonderbaarlijke daad zou doen, maar steeds werd haar hoop de bodem ingeslagen en werd ze bitter teleurgesteld. En dit alles was ontmoedigend, en maakte hen soms zelfs terneergeslagen. De vrome mensen uit die tijd geloofden werkelijk dat profeten en mannen van belofte altijd hun roeping aantoonden en hun goddelijke autoriteit bewezen door het verrichten van wonderen en het doen van verbazingwekkende dingen. Maar Jezus deed niets van dit alles, en hierdoor nam de verwarring van zijn ouders gestaag toe als zij over zijn toekomst nadachten.

126:1.6

De verbeterde financiële toestand van het gezin in Nazaret was in hun huis aan vele dingen te zien, vooral aan het grotere aantal gladde witte plankjes die gebruikt werden als leien waarop met houtskool werd geschreven. Jezus mocht ook zijn muzieklessen hervatten: het spelen op de harp vond hij heerlijk.

126:1.7

Dit hele jaar lang kon naar waarheid gezegd worden dat Jezus ‘groeide in genade bij de mensen en bij God.’ De vooruitzichten van de familie leken goed; de toekomst zag er rooskleurig uit.


◄ 126:0
 
126:2 ►