◄ 125:5
Verhandeling 125
126:0 ►

Jezus in Jeruzalem

6. De vierde dag in de tempel

125:6.1

Het was vreemd dat Jezus zo weinig aan zijn aardse ouders dacht; zelfs toen de moeder van Lazarus aan het ontbijt opmerkte dat zijn ouders nu wel haast thuis moesten zijn, scheen Jezus niet te begrijpen dat zij wel enigszins bezorgd zouden zijn over het feit dat hij was achtergebleven.

125:6.2

Weer ging hij op weg naar de tempel, maar hij pauzeerde niet op de top van de Olijfberg om na te denken. Gedurende de discussies van die ochtend werd veel tijd besteed aan de wet en de profeten, en de leraren waren verbaasd dat Jezus zo vertrouwd was met de Schrift, zowel in het Hebreeuws als in het Grieks. Zij waren echter niet zozeer verbaasd over zijn kennis der waarheid, als over zijn jeugdige leeftijd.

125:6.3

In de bespreking in de namiddag was men nog maar nauwelijks begonnen zijn vraag over de bedoeling van het gebed te beantwoorden, toen de leider de jongen uitnodigde naar voren te komen en, naast hem gezeten, hem verzocht zijn eigen opvattingen over gebed en godsverering uiteen te zetten.

125:6.4

De avond tevoren hadden Jezus’ ouders wel horen spreken over de vreemde jongen die zo vaardig kon redetwisten met de wetgeleerden, maar het was niet bij hen opgekomen dat deze jongen hun eigen zoon was. Zij waren bijna besloten de stad te verlaten en naar het huis van Zacharias te gaan, in de gedachte dat Jezus misschien daarheen gegaan kon zijn om Elisabet en Johannes te bezoeken, maar omdat ze dachten dat Zacharias wellicht in de tempel was, gingen ze eerst daarheen alvorens naar de Stad van Juda te gaan. Stelt u zich hun verrassing en verbazing voor toen zij, terwijl ze door de voorhoven van de tempel wandelden, de stem van de vermiste jongen herkenden en hem zagen zitten te midden van de tempelleraren.

125:6.5

Jozef was sprakeloos, maar Maria gaf de vrije loop aan haar lang opgekropte vrees en ongerustheid; zij snelde op de jongen toe, die opstond om zijn verbaasde ouders te begroeten, en zei: ‘Kind, waarom heb je ons zo behandeld? Het is nu al meer dan drie dagen dat je vader en ik je vol verdriet overal zoeken. Wat bezielde je om ons te verlaten?’ Het was een moment van spanning. Iedereen keek naar Jezus om te horen wat hij zou zeggen. Zijn vader keek hem verwijtend aan, maar zei niets.

125:6.6

Men dient wel te bedenken dat Jezus als een jongeman beschouwd werd. Hij had het normale schoolonderwijs van een kind beëindigd, was erkend als een zoon der wet, en had de wijding tot burger van Israel ontvangen. En toch berispte zijn moeder hem niet al te zachtzinnig ten aanhoren van alle mensen die daar bijeen waren, terwijl hij ingespannen bezig was met de ernstigste, verhevenste zaak in zijn jonge leven, en zo maakte zij een roemloos einde aan één van de gunstigste gelegenheden die hem ooit zouden worden geboden om op te treden als leraar van waarheid, als prediker van gerechtigheid, als iemand die het liefdevolle karakter van zijn Vader in de hemel openbaarde.

125:6.7

De jongen was evenwel tegen de situatie opgewassen. Wanneer ge alle factoren die deze toestand samen deden ontstaan eerlijk afweegt, zult ge beter de wijsheid kunnen inzien van het antwoord van de jongen op het onbedoelde verwijt van zijn moeder. Na een ogenblik te hebben nagedacht, antwoordde Jezus zijn moeder: ‘Waarom hebt u zo lang naar mij gezocht? Had u niet kunnen verwachten mij in het huis van mijn Vader aan te treffen nu de tijd is aangebroken dat ik mij moet bezighouden met de dingen mijns Vaders?’

125:6.8

Iedereen was verbaasd over de wijze waarop de jongen sprak. Zij trokken zich allen zwijgend terug en lieten hem met zijn ouders alleen. Na korte tijd verloste de jongen hen van de gêne die ze alledrie voelden, door rustig te zeggen: ‘Kom, ouders, iedereen heeft gedaan wat hij dacht dat het beste was. Onze Vader in de hemel heeft dit alles verordineerd; laten we naar huis gaan.’

125:6.9

In stilte begonnen ze aan de terugreis en kwamen te Jericho aan om daar te overnachten. Ze pauzeerden maar één keer, en wel op de top van de Olijfberg toen de jongen zijn stok omhoog stak en, trillend over zijn gehele lichaam door de hevige emotie die bij hem opwelde, zei: ‘O Jeruzalem, Jeruzalem, en uw inwoners, wat een slaven zijt gij—dienstbaar onder het juk der Romeinen en slachtoffers van uw eigen traditie—maar ik zal terugkeren om de tempel ginds te zuiveren en mijn volk te bevrijden van deze slavernij!’

125:6.10

Gedurende de reis van drie dagen naar Nazaret zei Jezus weinig, en ook zijn ouders zeiden weinig in zijn bijzijn. Het gedrag van hun eerstgeboren zoon was hun totaal onbegrijpelijk, maar zijn woorden bewaarden zij als een schat in hun hart, ook al konden zij de betekenis ervan niet geheel verstaan.

125:6.11

Toen zij thuis waren, legde Jezus een korte verklaring af aan zijn ouders; hij verzekerde hun dat hij hen liefhad en voegde daar aan toe dat zij niet bevreesd behoefden te zijn dat hij hen door zijn gedrag nogmaals in ongerustheid zou brengen. Hij besloot deze belangrijke verklaring met de woorden: ‘Hoewel ik de wil van mijn Vader in de hemel moet doen, zal ik ook gehoorzaam zijn aan mijn vader op aarde. Ik zal mijn tijd afwachten.’

125:6.12

Ofschoon Jezus in zijn gedachten vele malen niet instemde met de goedbedoelde, maar misplaatste pogingen van zijn ouders om hem voor te schrijven hoe hij moest denken of hoe hij zijn plannen voor zijn werk op aarde moest inrichten, toch voegde hij zich op alle mogelijke manieren naar de verlangens van zijn aardse vader en naar wat gebruikelijk was in zijn familie naar het vlees, voorzover het in overeenstemming viel te brengen met zijn toewijding aan het doen van de wil van zijn Paradijs-Vader, en hij deed dit op de meest hoffelijke wijze. Zelfs wanneer hij met iets niet kon instemmen, deed hij al wat mogelijk was om zich te voegen. Hij was een kunstenaar waar het ging om de aanpassing van zijn toewijding aan zijn taak aan de verplichtingen die zijn loyaliteit aan zijn familie en zijn sociale dienstbaarheid hem oplegden.

125:6.13

Jozef wist niet wat hij van al deze ervaringen moest denken, maar toen Maria erover nadacht, werd zij erdoor bemoedigd en ten slotte ging zij zijn uitspraak op de Olijfberg als een profetie beschouwen van de Messiaanse zending van haar zoon als de bevrijder van Israel. Zij ging met hernieuwde energie aan het werk om zijn gedachten in patriottische en nationalistische banen te leiden en riep daarbij de hulp in van haar broer, de lievelingsoom van Jezus; ook op alle mogelijke andere manieren legde de moeder van Jezus zich toe op haar taak om haar eerstgeboren zoon voor te bereiden op de taak om de leider te worden van hen die de troon van David wilden herstellen en het heidense juk van politieke slavernij voor altijd wilden afwerpen.


◄ 125:5
 
Verhandeling 126 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.