Op de derde dag dat Jezus bij de schriftgeleerden en leraren in de tempel was, kwamen er vele toeschouwers opdagen die gehoord hadden over deze jongen uit Galilea en die wel eens wilden meemaken hoe een jongen de wijze mannen der wet in verlegenheid bracht. Simon kwam ook uit Betanië om te zien wat de jongen uitvoerde. Deze hele dag bleven Jozef en Maria angstig zoeken naar Jezus, waarbij ze zelfs verschillende malen de tempel binnengingen, maar het kwam geen ogenblik bij hen op om bij de verschillende discussiegroepen te zoeken, ofschoon zij één een keer bijna binnen gehoorsafstand van zijn fascinerende stem kwamen.
Voordat de dag ten einde was, was de aandacht van de belangrijkste discussiegroep in de tempel geheel gericht geraakt op de vragen die Jezus stelde. Enkele van zijn vele vragen waren:
1. Wat bevindt er zich werkelijk in het heilige der heiligen, achter de voorhang?
2. Waarom moeten in Israel de moeders gescheiden worden van de mannelijke deelnemers aan de eredienst in de tempel?
3. Als God een vader is die zijn kinderen liefheeft, waarom moeten dan al die dieren geslacht worden om zijn gunst te winnen—heeft men de leer van Mozes verkeerd begrepen?
4. De tempel is gewijd is aan de aanbidding van de Vader in de hemel, en is het dan in overeenstemming daarmee dat de aanwezigheid daar wordt toegestaan van diegenen die zich bezighouden met wereldse ruilhandel en andere transacties?
5. Zal de verwachte Messias een wereldlijk vorst zijn die op de troon van David zal zitten, of zal hij functioneren als het licht des levens bij de vestiging van een geestelijk koninkrijk?
De gehele dag lang verwonderden zich de toehoorders over deze vragen en niemand was meer verbaasd dan Simon. Meer dan vier uur lang overstelpte de jongen uit Nazaret deze Joodse leraren met diepzinnige, gewetensvolle vragen. Hij gaf weinig commentaar op de uitlatingen van zijn ouderen. Hij bracht zijn onderricht over door middel van de vragen die hij stelde. Door de handige, scherpzinnige formulering van een vraag betwistte hij wat zij leerden en suggereerde hij tezelfdertijd zijn eigen zienswijze. In zijn manier van vragen lag een aantrekkelijke combinatie van scherpzinnigheid en humor, die zelfs degenen die min of meer verbolgen waren over zijn jeugdige leeftijd, voor zich innam. Hij was aldoor hoogst fair en voorkomend bij het stellen van deze scherpzinnige vragen. Op deze gedenkwaardige middag in de tempel gaf hij blijk van dezelfde tegenzin tegen het behalen van unfair voordeel op een tegenstander waardoor zijn gehele latere openbaar optreden zou worden gekenmerkt. Als jongen, en later als man, scheen hij geheel vrij te zijn van ieder egoïstisch verlangen om een woordenstrijd te winnen alleen maar om in termen van de logica te triomferen over zijn medemensen, want zijn allerhoogste interesse betrof slechts één ding: het verkondigen van eeuwige waarheid, om zo een vollediger openbaring van de eeuwige God te bewerkstelligen.
Tegen het einde van deze dag begaven Simon en Jezus zich weer op weg naar Betanië. Het grootste gedeelte van de terugtocht zwegen zowel de man als de jongen. Jezus pauzeerde weer op de top van de Olijfberg, maar toen hij naar de stad en haar tempel keek, weende hij niet; hij boog alleen zijn hoofd in stille vroomheid.
Na de avondmaaltijd in Betanië weigerde hij opnieuw zich bij de vrolijke familiekring te voegen; in plaats daarvan ging hij naar de tuin waar hij tot laat in de avond bleef en tevergeefs trachtte een welomlijnd plan uit te denken om de opgave van zijn levenswerk aan te pakken en om te beslissen hoe hij het beste te werk kon gaan om zijn geestelijk verblinde landgenoten een schoner begrip van de hemelse Vader te openbaren en hen zodoende te verlossen uit hun vreselijke slavernij aan de wet, rituelen, ceremoniën en benauwde tradities. Maar een helder licht ging de waarheidzoekende jongen niet op.