◄ 125:3
Verhandeling 125
125:5 ►

Jezus in Jeruzalem

4. De eerste en tweede dag in de tempel

125:4.1

Ondertussen was Jezus de hele middag in de tempel gebleven; hij luisterde naar de discussies en genoot van de rustiger, welvoeglijker sfeer, nu de grote menigten van de Paasweek zo goed als verdwenen waren. Aan het einde van de discussies van de namiddag, aan geen waarvan Jezus deelnam, ging hij naar Betanië en kwam daar aan juist toen het gezin van Simon zich gereedmaakte voor de avondmaaltijd. De drie jongelui waren maar al te blij Jezus weer te kunnen begroeten, en hij bleef in het huis van Simon overnachten. Hij was niet erg spraakzaam gedurende de avond, en bracht een groot deel ervan alleen, in overpeinzing, in de tuin door.

125:4.2

De volgende dag was Jezus al vroeg op en op weg naar de tempel. Op de top van de Olijfberg pauzeerde hij en weende over de aanblik voor zijn ogen—een geestelijk verarmd volk, gekluisterd aan tradities en levend onder bewaking van Romeinse legioenen. Vroeg in de ochtend bevond hij zich reeds in de tempel, vastbesloten deel te nemen aan de discussies. Ondertussen waren Jozef en Maria ook bij het ochtendkrieken opgestaan met de bedoeling op hun voetsporen terug te keren naar Jeruzalem. Eerst spoedden ze zich naar het huis van hun familieleden, waar zij als gezin tijdens de Paasweek gelogeerd hadden, maar bij navraag bleek dat niemand Jezus had gezien. Toen ze de gehele dag gezocht en geen spoor van hem gevonden hadden, keerden ze naar hun familieleden terug voor de nacht.

125:4.3

Op de tweede bijeenkomst had Jezus zich verstout om vragen te stellen, en nam hij deel aan de besprekingen in de tempel op een wijze die de toehoorders verbaasd deed staan, maar die aldoor in overeenstemming was met zijn jeugdige leeftijd. Soms brachten zijn spitse vragen de geleerde leraren der Joodse wet enigszins in verlegenheid, maar hij gaf blijk van een geest van zulk een openhartige eerlijkheid, gepaard aan zulk een klaarblijkelijke honger naar kennis, dat de meeste leraren in de tempel bereid waren hem met alle consideratie te behandelen. Doch toen hij het waagde de rechtvaardigheid te betwijfelen van het ter dood brengen van een dronken niet-Jood, die buiten de voorhof der niet-Joden had rondgedwaald en zonder het te weten binnen de verboden en zogenaamd heilige plaatsen van de tempel was geraakt, verloor één der minder verdraagzame leraren zijn geduld met de jongen vanwege de stilzwijgende kritiek in diens vragen, en boos op hem neerziend vroeg hij hem hoe oud hij wel was. Jezus antwoordde: ‘dertien jaar, op ruim vier maanden na.’ ‘Wat heb je hier dan te maken,’ hernam de nu woedende leraar, ‘als je nog niet eens de leeftijd hebt om een zoon der wet te zijn?’ En toen Jezus uitlegde dat hij de wijding gedurende het Paasfeest had ontvangen en dat hij de scholen van Nazaret had doorlopen, antwoordden alle leraren eenstemmig en spottend: ‘Dat hadden we kunnen weten: hij komt uit Nazaret.’ Maar de leider hield voet bij stuk dat men Jezus niet kon verwijten dat de oversten van de synagoge van Nazaret hem hadden laten slagen toen hij, formeel gezien, twaalf jaar was inplaats van dertien; en ondanks het feit dat verscheidenen van degenen die hem hadden gekleineerd, opstonden en heengingen, werd besloten dat de jongen als leerling ongehinderd verder mocht blijven deelnemen aan de tempeldiscussies.

125:4.4

Toen deze tweede dag in de tempel ten einde was, ging hij opnieuw naar Betanië om daar te overnachten. En weer ging hij naar buiten in de tuin om te na te denken en te bidden. Het was duidelijk dat zijn denken in beslag werd genomen door de overweging van drukkende problemen.


◄ 125:3
 
125:5 ►