◄ 124:5
Verhandeling 124
125:0 ►

De latere kinderjaren van Jezus

6. De reis naar Jeruzalem

124:6.1

Nu Jezus op het punt stond de levensfase van jongeman in te gaan en hij het officiële einddiploma van de synagogescholen had behaald, was hij gerechtigd met zijn ouders naar Jeruzalem te gaan om deel te nemen aan de viering van zijn eerste Pascha. Het Paasfeest viel ditmaal op zaterdag 9 april a.d. 7. Een aanzienlijk gezelschap ( 103 ) maakte zich gereed om op maandag 4 april ’s ochtends vroeg uit Nazaret naar Jeruzalem te vertrekken. Zij reisden zuidwaarts in de richting van Samaria, maar toen zij Jezreël hadden bereikt, sloegen ze af naar het oosten, en trokken om de berg Gilboa heen het dal van de Jordaan in, om zo Samaria te vermijden. Jozef en zijn gezin zouden graag naar het zuiden zijn gegaan door Samaria en langs de put van Jakob en Betel, maar omdat Joden niets met Samaritanen te maken wilden hebben, besloten ze met hun buren mee te gaan door het Jordaandal.

124:6.2

De zeer gevreesde Archelaüs was afgezet en ze hadden weinig te vrezen nu ze Jezus meenamen naar Jeruzalem. Er waren twaalf jaar verstreken sedert de eerste Herodes had getracht het kindje van Betlehem te doden, en niemand zou er nu nog aan denken die zaak in verband te brengen met deze onbekende jongen uit Nazaret.

124:6.3

Op hun reis kwamen zij al heel spoedig, nog vóór zij de kruising van Jezreël hadden bereikt, voorbij het oude dorp Sunem dat links van de weg lag, en hoorde Jezus opnieuw het verhaal van het mooiste meisje van heel Israel dat daar eens had gewoond, en ook van de wonderbaarlijke werken die Elisa daar had verricht. Terwijl ze Jezreël passeerden, verhaalden de ouders van Jezus de daden van Achab en Jezebel en de heldendaden van Jehu. Toen zij om de berg Gilboa heentrokken, spraken ze veel over Saul die zich op de hellingen van deze berg van het leven beroofde, over Koning David en over alle herinneringen die aan deze historische plek waren verbonden.

124:6.4

Terwijl zij om de voet van de berg Gilboa trokken, konden de pelgrims de Griekse stad Skytopolis ter rechter zijde zien liggen. Zij staarden van verre naar de marmeren gebouwen, maar kwamen niet in de nabijheid van de heidense stad, omdat ze daardoor onrein zouden kunnen worden en dan niet zouden kunnen deelnemen aan de komende plechtige, heilige ceremoniën van het Paasfeest te Jeruzalem. Maria begreep maar niet waarom noch Jozef, noch Jezus wilde spreken over Skytopolis. Zij wist niets van hun geschil van het vorige jaar, want zij hadden haar dit voorval nooit verteld.

124:6.5

De weg voerde nu rechtstreeks omlaag het tropische Jordaandal in, en spoedig zouden zich aan Jezus’ verwonderde blik de bochten en slingers van de Jordaan vertonen met zijn glinsterende, kabbelende water dat naar de Dode Zee stroomde. Ze legden hun bovenkleding af toen ze in zuidelijke richting door deze tropische vallei trokken; ze genoten van de rijke graanvelden en de mooie oleanders vol rose bloesem, terwijl zich ver in het noorden de indrukwekkende berg Hermon verhief, met zijn door sneeuw bedekte top majesteitelijk neerblikkend op het historische dal. Op een afstand van ruim drie uur reizen van het tegenovergelegen Skytopolis vonden zij een kleine borrelende bron, en hier kampeerden ze die nacht in de open lucht onder de met sterren bezaaide hemel.

124:6.6

Op de tweede dag van hun tocht kwamen ze voorbij de plaats waar de Jabbok vanuit het oosten in de Jordaan stroomt, en terwijl ze naar het oosten keken over het dal van deze rivier, verhaalden ze van de dagen van Gideon, toen de Midianieten dit gebied binnenstroomden om het land onder de voet te lopen. Aan het einde van de tweede dagreis kampeerden ze aan de voet van de hoogste berg die uitzag op het Jordaandal, de berg Sartaba, met op zijn top het Alexandrijnse fort waar Herodes een van zijn vrouwen gevangen had gezet en zijn twee gewurgde zonen had begraven.

124:6.7

De derde dag kwamen ze voorbij twee dorpen die kortgeleden door Herodes waren gebouwd en namen de superieure architectuur en mooie palmtuinen in zich op. Tegen de avond bereikten ze Jericho, waar ze bleven overnachten. Die avond wandelden Jozef, Maria en Jezus twee en een halve kilometer naar de plaats van het oude Jericho, waar Jozua, naar wie Jezus was genoemd, volgens de Joodse overlevering zijn vermaarde heldendaden had verricht.

124:6.8

Nu ze aan de vierde en laatste dag van de reis begonnen, was de weg één doorlopende processie van pelgrims. Ze begonnen nu de heuvels te beklimmen die naar Jeruzalem leidden. Toen ze de top naderden, konden ze de bergen aan de overzijde van de Jordaan zien en naar het zuiden de inerte wateren van de Dode Zee. Ongeveer halverwege Jeruzalem kreeg Jezus voor de eerste maal de Olijfberg in zicht (de streek die in zijn latere leven zo’n grote rol zou spelen) en Jozef wees hem dat de Heilige Stad vlak achter deze heuvelrij lag. Het hart van de jongen sloeg sneller door de blijde verwachting dat hij nu spoedig de stad en het huis van zijn hemelse Vader zou zien.

124:6.9

Op de oostelijke helling van de Olijfberg pauzeerden ze aan de rand van een klein dorp dat Betanië heette. De gastvrije dorpsbewoners stroomden uit om de pelgrims behulpzaam te zijn, en het geval wilde dat Jozef en zijn gezin stilhielden bij het huis van een zekere Simon, die drie kinderen had van ongeveer dezelfde leeftijd als Jezus—Maria, Marta en Lazarus. Zij nodigden de familie uit Nazaret binnen te komen voor een verfrissing, en dit vormde het begin van een levenslange vriendschap tussen deze twee families. In zijn veelbewogen leven vond Jezus later vele malen onderdak in dit huis.

124:6.10

Zij gingen onverwijld verder en waren spoedig over de top van de Olijfberg vanwaar Jezus voor de eerste keer (voorzover hij zich kon herinnneren) de Heilige Stad, de ostentatieve paleizen en de inspirerende tempel van zijn Vader aanschouwde. In zijn hele leven voelde Jezus nooit meer zo’n zuiver menselijke siddering van ontroering als waaraan hij ten prooi viel nu hij daar op deze middag in april op de Olijfberg stond en zijn eerste uitzicht op Jeruzalem indronk. Later in zijn leven stond hij op deze zelfde plek en weende om de stad die op het punt stond opnieuw een profeet te verwerpen, de laatste en grootste van haar hemelse leraren.

124:6.11

Maar zij spoedden zich verder naar Jeruzalem. Het was nu donderdagmiddag. Toen zij de stad bereikten, trokken zij langs de tempel. Nog nooit had Jezus zulke drommen mensen gezien. Hij dacht er diep over na hoe deze Joden zich hier uit de verste oorden van de toenmaals bekende wereld hadden verzameld.

124:6.12

Spoedig bereikten ze de plaats waar zij volgens een van te voren gemaakte afspraak onderdak zouden vinden tijdens de Paasweek, het grote huis van een welgesteld familielid van Maria, iemand die door Zacharias iets afwist van de vroege geschiedenis van zowel Johannes als Jezus. De volgende dag, de dag van voorbereiding, maakten ze zich gereed voor de passende viering van de Paassabbat.

124:6.13

Ofschoon geheel Jeruzalem in de weer was met de voorbereiding voor het Pascha, vond Jozef nog gelegenheid zijn zoon mee te nemen voor een bezoek aan de academie waar hij, zoals overeengekomen, twee jaar later, als hij de vereiste leeftijd van vijftien jaar zou hebben bereikt, zijn verdere onderricht zou ontvangen. Jozef begreep er werkelijk niets van toen hij merkte hoe weinig belangstelling Jezus aan de dag legde voor al deze zorgvuldig gemaakte plannen.

124:6.14

Jezus was diep onder de indruk van de tempel en alle diensten en andere activiteiten aldaar. Voor de eerste keer sedert zijn vierde jaar werd hij zo in beslag genomen door zijn eigen gedachten, dat hij niet veel vragen stelde. Aan zijn vader stelde hij echter wel enkele verwarrende vragen (zoals ook bij vorige gelegenheden), bijvoorbeeld waarom de hemelse Vader eiste dat er zoveel onschuldige, hulpeloze dieren geslacht werden. Zijn vader zag maar al te goed aan de uitdrukking op het gezicht van de jongen dat zijn antwoorden en pogingen de zaak uit te leggen onbevredigend waren voor zijn diep nadenkende en scherp redenerende zoon.

124:6.15

Op de dag voor de Paassabbat overspoelden golven van geestelijke verlichting het sterfelijke bewustzijn van Jezus en deden zijn menselijke hart overvloeien van liefdevol medelijden met de geestelijk blinde en in moreel opzicht zo onwetende menigten die waren bijeengekomen voor de viering van de herdenking van het oude Pascha. Dit was een van de uitzonderlijkste dagen in het leven in het vlees van de Zoon van God; ’s nachts verscheen hem voor de eerste maal in zijn aardse loopbaan een boodschapper, uitgezonden van Salvington, met een opdracht van Immanuel, die luidde: ‘Het uur is aangebroken. Het is tijd dat ge een aanvang maakt met het werk voor uw Vader.’

124:6.16

Zelfs nog vóór de zware verantwoordelijkheid voor het gezin in Nazaret op zijn jeugdige schouders kwam rusten, arriveerde nu de hemelse boodschapper om deze jongen, nog geen dertien jaar oud, eraan te herinneren dat het uur was aangebroken om de verantwoordelijkheden van een universum weer op te vatten. Dit was de eerste handeling in een lange reeks gebeurtenissen, die ten slotte culmineerde in de voltooiing van de zelfschenking van de Zoon op Urantia en het opnieuw leggen van ‘de heerschappij over een universum op zijn menselijk-goddelijke schouders.’

124:6.17

Naarmate de tijd verstreek, werd het mysterie van de incarnatie steeds ondoorgrondelijker voor ons allen. Wij konden eigenlijk niet begrijpen dat deze jongen uit Nazaret de schepper van heel Nebadon was. Heden ten dage kunnen wij evenmin begrijpen hoe de geest van deze zelfde Schepper-Zoon en de geest van zijn Paradijs-Vader met de zielen der mensen zijn verbonden. In de loop der jaren konden wij waarnemen dat zijn menselijke bewustzijn steeds duidelijker ging zien dat hij, ofschoon hij in het vlees leefde, in de geest de verantwoordelijkheid voor een universum op zijn schouders droeg.

124:6.18

Aldus eindigt de levensfase van de jongen uit Nazaret en begint het verhaal over de adolescente jongeling—de zich steeds meer van zichzelf bewust wordende goddelijke mens—die nu begint te denken over zijn loopbaan in de wereld, terwijl hij ernaar streeft om zijn steeds bredere levensdoel te integreren met de wensen van zijn ouders en zijn verplichtingen jegens zijn familie en de maatschappij van zijn tijd.


◄ 124:5
 
Verhandeling 125 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.