◄ 123:4
Verhandeling 123
123:6 ►

De vroege kinderjaren van Jezus

5. De Sshooldagen in Nazaret

123:5.1

Jezus was nu zeven jaar, de leeftijd waarop Joodse kinderen aan het officiële onderwijs in de synagogescholen behoorden te beginnen. In augustus van dit jaar begon dus zijn gedenkwaardige schoolleven in Nazaret. De jongen kon reeds twee talen, Aramees en Grieks, vloeiend lezen, schrijven en spreken. Hij zou zich nu vertrouwd maken met de taak om de Hebreeuwse taal te leren lezen, schrijven en spreken. Hij was werkelijk verlangend naar het nieuwe schoolleven dat voor hem lag.

123:5.2

Drie jaar lang—tot hij tien was—bezocht hij de lagere school van de synagoge te Nazaret. Gedurende deze drie jaren leerde hij de grondbeginselen van het Boek der Wet zoals het was vastgelegd in de Hebreeuwse taal. De volgende drie jaren genoot hij onderwijs in de school voor gevorderden en leerde hij de meer diepgaande leringen van de heilige wet van buiten, via de methode van het hardop herhalen. Hij beëindigde zijn opleiding aan deze synagogeschool op zijn dertiende jaar en werd door de oversten der synagoge aan zijn ouders overgedragen als een ‘zoon der wet’ die zijn opleiding had ontvangen—voortaan een verantwoordelijk burger van de gemeenschap van Israel; dit alles hield ook in dat hij het Pascha in Jeruzalem kon bijwonen en dus woonde hij dat jaar zijn eerste Pascha bij in gezelschap van zijn vader en moeder.

123:5.3

Nazaret zaten de leerlingen in een halve cirkel op de grond terwijl hun onderwijzer, de chazan, een beambte van de synagoge, tegenover hen zat. Zij begonnen met het boek Leviticus en gingen dan verder met het bestuderen van de andere boeken der wet, gevolgd door de studie van de Profeten en de Psalmen. De synagoge te Nazaret bezat een volledig afschrift van de Schrift in het Hebreeuws. Vóór het twaalfde jaar werd alleen maar de Schrift bestudeerd. Gedurende de zomermaanden werden de schooluren sterk bekort.

123:5.4

Jezus werd het Hebreeuws al vroeg meester, en als er geen belangrijke bezoeker in Nazaret verbleef, vroeg men hem toen hij nog maar een jonge man was, dikwijls om de Hebreeuwse Schrift voor te lezen aan de gelovigen die voor de geregelde Sabbatsdiensten in de synagoge bijeenkwamen.

123:5.5

Deze synagogescholen hadden natuurlijk geen leerboeken. Bij zijn onderricht zei de chazan een tekst voor en de leerlingen zegden hem deze gezamenlijk na. Wanneer hij de geschreven boeken der wet ter hand mocht nemen, leerde de leerling zijn les door hardop te lezen en door voortdurende herhaling.

123:5.6

Nast zijn meer formele schoolopleiding begon Jezus vervolgens ook contact te maken met de menselijke natuur uit alle vier de windstreken, daar mannen uit velerlei landen de reparatiewerkplaats van zijn vader in-en uitgingen. Toen hij ouder werd, bewoog hij zich vrijelijk tussen de karavanen wanneer deze stilhielden bij de bron om te rusten en te eten. Omdat hij vloeiend Grieks sprak, kostte het hem weinig moeite zich met het merendeel van de karavaanreizigers en -leiders te onderhouden.

123:5.7

Nazaret was een halteplaats aan de karavaanweg en een kruispunt voor het reizigersverkeer; het had een overwegend niet-Joodse bevolking en stond tezelfdertijd wijd en zijd bekend als een centrum van vrijzinnige interpretatie van de Joodse traditionele wetgeving. In Galilea gingen de Joden vrijer met de niet-Joden om dan de gewoonte was in Judea. Van alle steden in Galilea waren de Joden in Nazaret het meest liberaal in hun opvatting over de sociale beperkingen die berustten op vrees voor besmetting als gevolg van contact met niet-Joden. Deze toestand maakte dan ook dat men in Jeruzalem gewoon was te zeggen: ‘Kan er uit Nazaret iets goeds komen?’

123:5.8

Jezus ontving zijn morele opvoeding en geestelijke ontwikkeling voornamelijk thuis. Een groot deel van zijn verstandelijke en theologische opvoeding had hij te danken aan de chazan. Maar zijn werkelijke opvoeding—de toerusting van verstand en hart voor de werkelijke test, het worstelen met de moeilijke levensproblemen—verkreeg hij door zich te mengen onder zijn medemensen. Deze nauwe omgang met zijn medemensen, jong en oud, Jood en niet-Jood, bood hem de gelegenheid het mensdom te leren kennen. Jezus was zeer ontwikkeld, in de zin dat hij de mensen door en door begreep en hen met overgave liefhad.

123:5.9

Al deze jaren in de synagoge was hij een uitmuntende leerling, die het grote voordeel had dat hij drie talen goed kende. De chazan van Nazaret merkte op tegen Jozef, ter gelegenheid van de beëindiging van Jezus’ schooltijd, dat hij vreesde ‘meer geleerd te hebben van Jezus’ diepgaande vragen’ dan dat hij ‘de jongen had kunnen leren.’

123:5.10

Zijn hele schooltijd leerde Jezus veel van, en werd hij zeer geïnspireerd door, de vaste Sabbatspreken in de synagoge. Het was gebruikelijk om aan voorname bezoekers, als zij de Sabbat in Nazaret doorbrachten, te vragen in de synagoge te spreken. Terwijl Jezus opgroeide, hoorde hij vele grote denkers uit de hele Joodse wereld hun inzichten uiteenzetten, en ook velen die nauwelijks orthodoxe Joden waren, want de synagoge te Nazaret was een progressief en vrijzinnig centrum van het Hebreeuwse denken en de Hebreeuwse cultuur.

123:5.11

Toen hij op zevenjarige leeftijd naar school ging (de Joden hadden toen juist een wet ingevoerd die onderwijs verplicht stelde) was het gebruikelijk dat de leerlingen hun ‘verjaardagstekst’ kozen, een soort gulden regel die hun tot leidraad moest dienen gedurende hun hele schooltijd en waarover zij vaak een uitvoerige verhandeling hielden aan het einde van hun schoolopleiding op dertienjarige leeftijd. De tekst die Jezus koos, was uit de Profeet Jesaja: ‘De geest van de Here God is op mij, want de Heer heeft mij gezalfd; hij heeft mij gezonden om het goede nieuws te verkondigen aan de zachtmoedigen, om de gebrokenen van hart te verbinden, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen, en om geestelijk gebondenen te bevrijden.’

123:5.12

Nazaret was een van de vierentwintig priestercentra van de Hebreeuwse natie. Maar de priesters in Galilea waren vrijzinniger in de interpretatie van de traditionele wetten dan de schriftgeleerden en rabbi’s in Judea. In Nazaret waren zij bovendien vrijzinniger met betrekking tot het vieren van de Sabbat. Jozef had daarom de gewoonte om op Sabbatmiddagen met Jezus uit wandelen te gaan; een van hun geliefde uitstapjes daarbij was het beklimmen van een hoge heuvel, dichtbij hun huis, waar ze een panoramisch uitzicht hadden over geheel Galilea. Op heldere dagen konden ze in het noordwesten de lange bergrug van de berg Karmel zien die afliep naar de zee, en vele malen hoorde Jezus van zijn vader het verhaal over Elia, een der eersten uit de lange rij van Hebreeuwse profeten, die Ahab bestrafte en de priesters van Baäl aan de kaak stelde. In het noorden verhief de berg Hermon zijn besneeuwde top in majesteitelijke pracht en beheerste hij de horizon met zijn hoogste hellingen die bijna een kilometer lang wit oplichtten door de eeuwige sneeuw. Ver naar het oosten konden zij het dal van de Jordaan onderscheiden en nog veel verder de rotsige heuvels van de berg Moab. In het zuiden en het oosten konden zij ook, wanneer de zon op de marmeren muren scheen, de Grieks-Romeinse steden van de Dekapolis zien met hun amfitheaters en ostentatieve tempels. En wanneer ze bleven totdat de zon bijna onderging, konden ze in het westen de zeilschepen onderscheiden op de verre Middellandse Zee.

123:5.13

Uit vier richtingen kon Jezus de karavanen Nazaret zien naderen of verlaten, en naar het zuiden had hij uitzicht over de wijde, vruchtbare vlakte van Esdraelon, die zich uitstrekte tot aan de berg Gilboa en Samaria.

123:5.14

Als zij niet de hoogten beklommen om het landschap in de verte te zien, wandelden ze in de omgeving en observeerden ze de natuur in haar verschillende stemmingen die wisselden met de seizoenen. Naast wat hij bij de huiselijke haard leerde, had Jezus’ vroegste opvoeding te maken met een respectvol, warm contact met de natuur.

123:5.15

Vóór hij acht jaar oud was, kenden alle moeders en jonge vrouwen van Nazaret hem; ze hadden hem ontmoet en met hem gesproken bij de bron niet ver van zijn huis, die voor het gehele stadje een van de punten was waar men elkaar trof en een praatje maakte. Dit jaar leerde Jezus de koe van het gezin te melken en voor de andere dieren te zorgen. Gedurende dit jaar en het volgende leerde Jezus ook kaas te maken en te weven. Toen hij tien jaar was, kon hij het weefgetouw deskundig bedienen. Omstreeks deze tijd werden Jezus en zijn buurjongen Jakob grote vrienden van de pottenbakker die bij de stromende bron werkte; en als ze toekeken hoe de vaardige vingers van Natan vorm gaven aan de klei op het pottenbakkerswiel, namen beiden zich vele malen voor om pottenbakker te worden als ze groot waren. Natan was erg op de jongens gesteld en gaf hun dikwijls klei om mee te spelen, en hij trachtte hun creatieve verbeelding te stimuleren door hen wedstrijden te laten doen in het modelleren van verschillende voorwerpen en dieren.


◄ 123:4
 
123:6 ►