◄ 110:6
Verhandeling 110
111:0 ►

De betrekking van Richters tot individuele stervelingen

7. Het bereiken van onsterfelijkheid

110:7.1

Het voltooien van de zeven kosmische cirkelgangen staat niet gelijk aan fusie met de Richter. Er leven vele stervelingen op Urantia die hun cirkels hebben bereikt; fusie hangt echter af van andere, nog grotere en subliemere geestelijke prestaties, van het bereiken van een finale, volledige overeenstemming van de wil van de sterveling met de wil van God zoals deze zetelt in de Gedachtenrichter.

110:7.2

Wanneer een mens de kosmische cirkelgangen heeft voltooid, en voorts, wanneer de finale keuze van de wil van de sterveling het de Richter toestaat om het deelgenootschap van de menselijke identiteit met de morontiale ziel te voltooien gedurende het evolutionaire, fysieke leven, dan gaan de ziel en de Richter in deze geconsummeerde verbinding onafhankelijk van elkaar naar de woningwerelden, waar het mandaat van Uversa wordt uitgegeven dat voorziet in de onmiddellijke fusie van de Richter en de morontiale ziel. Deze fusie nog tijdens het fysische leven verteert het materiële lichaam onmiddellijk: mensen die getuige zouden zijn van zulk een schouwspel, zouden alleen zien dat de sterveling die wordt overgebracht, ‘in vurige wagens’ verdwijnt.

110:7.3

De meeste Richters die hun subjecten van Urantia hebben overgebracht, waren zeer ervaren en hadden volgens onze registers tevoren in talrijke stervelingen op andere werelden gewoond. Vergeet niet dat Richters ook waardevolle ervaring opdoen tijdens het inwonen op planeten waar ze alleen worden geleend; het is dus niet zo dat Richters alleen maar ervaring voor gevorderd werk verwerven in de sterfelijke subjecten die niet tot overleving komen.

110:7.4

Na fusie met de sterveling delen de Richters uw bestemming en ervaring: zij zijn u. Na de fusie van de onsterfelijke morontia-ziel en de met haar verbonden Richter, komen de gehele ervaring en alle waarden van de één uiteindelijk in het bezit van de ander, zodat de twee in feite één entiteit zijn. In zekere zin is dit nieuwe wezen een entiteit met een eeuwig verleden en een eeuwige toekomst. Al wat eens menselijk was in de overlevende ziel en al wat experiëntieel goddelijk is in de Richter, wordt nu daadwerkelijk het bezit van de nieuwe, immer opklimmende universum-persoonlijkheid. Doch op ieder universum-niveau kan de Richter de nieuwe mens slechts die eigenschappen schenken die op dat niveau zinvol en waardevol zijn. Een absolute eenheid met de goddelijke Mentor, een volledige uitputting van hetgeen een Richter kan schenken, kan slechts in de eeuwigheid tot stand komen, na het finale bereiken van de Universele Vader, de Vader der geesten, hij die immer de bron is van deze goddelijke geschenken.

110:7.5

Wanneer de evoluerende ziel en de goddelijke Richter eindelijk voor eeuwig zijn gefuseerd, verwerft elk alle ervaarbare kwaliteiten van de ander. Deze gecoördineerde persoonlijkheid bezit de gehele experiëntiële herinnering aan de overleving, die eens was opgeslagen in het voorouderlijk sterfelijke bewustzijn en zich toen in de morontia-ziel bevond, en daarenboven omvat deze potentieel volkomene de gehele experiëntiële herinnering van de Richter van zijn inwoning in stervelingen van alle tijd. Doch de Richter zal een eeuwigheid van toekomst nodig hebben om het persoonlijkheidspartnerschap ooit volledig te begiftigen met de betekenissen en waarden die de goddelijke Mentor uit de eeuwigheid van het verleden met zich meedraagt.

110:7.6

Bij de overgrote meerderheid der Urantianen moet de Richter echter geduldig de komst van de verlossende dood afwachten, moet hij wachten tot de wordende ziel wordt bevrijd uit de welhaast volledige overheersing door de energiepatronen en chemische krachten die inherent zijn in uw materiële orde van bestaan. De voornaamste moeilijkheid die ge ondervindt wanneer ge in contact wilt komen met uw Richter, bestaat juist in deze inherente materiële natuur. Er zijn maar zo weinig stervelingen die echte denkers zijn: geestelijk ontwikkelt en disciplineert ge uw denken niet zover, dat er een gunstige verbinding kan ontstaan met de goddelijke Richter. Het oor van het menselijk bewustzijn is bijna doof voor de geestelijke smeekbeden die de Richter overbrengt uit de veelvuldige boodschappen in de universele uitzendingen van liefde die van de Vader der barmhartigheden uitgaan. De Richter bevindt dat het bijna onmogelijk is deze inspirerende geest-aanwijzingen te registreren in een dierlijk bewustzijn dat zo volledig wordt overheerst door de chemische en elektrische krachten die eigen zijn aan uw fysische natuur.

110:7.7

Richters verheugen zich wanneer zij contact maken met het sterfelijke bewustzijn; zij moeten echter geduld oefenen gedurende de lange jaren waarin zij in stilte in u wonen en niet in staat zijn door de dierlijke weerstand heen te breken en rechtstreeks met u te communiceren. Hoe hoger de Richters opklimmen op de treden van dienst, hoe efficiënter zij worden. Zij kunnen u, in het vlees, echter nimmer met dezelfde volle, meevoelende en uitdrukkingsvolle genegenheid begroeten, als wanneer ge hen van bewustzijn tot bewustzijn zult ontwaren op de woningwerelden.

110:7.8

Tijdens het sterfelijke leven houden het materiële lichaam en bewustzijn u gescheiden van uw Richter en beletten zij een vrije communicatie met hem; na de dood en na de eeuwige fusie, zijt gij en de Richter één—ge zijt niet als afzonderlijke wezens te onderscheiden—en dus bestaat er geen behoefte aan communicatie zoals gij dit begrip verstaat.

110:7.9

Hoewel de stem van de Richter steeds binnen u is, zullen de meesten van u haar gedurende hun leven zelden horen. Mensen die nog niet gevorderd zijn tot de derde en tweede cirkelgang horen de stem van de Richter zelden rechtstreeks, behalve in momenten van allerhoogst verlangen, in een situatie van allerhoogst gewicht, en na een beslissing van allerhoogste strekking.

110:7.10

Tijdens het maken en verbreken van een contact tussen het sterfelijke bewustzijn van een bestemmingsreservist en de planetaire supervisoren is de inwonende Richter soms zo gesitueerd, dat het hem mogelijk wordt een boodschap aan zijn sterfelijke partner door te geven. Niet lang geleden werd op Urantia zo’n boodschap door een zelfhandelende Richter doorgegeven aan zijn menselijke partner, een lid van het korps der bestemmingsreservisten. Deze boodschap werd ingeleid met de volgende woorden: ‘En wil nu, zonder het subject van mijn zorgzame toewijding te kwetsen of aan risico’s bloot te stellen, en zonder al te streng te zijn of hem te ontmoedigen, mijn hiernavolgende smeekbede aan hem voor mij optekenen.’ Daarop volgde een ontroerend schone en dringende aansporing. Onder meer drong de Richter er op aan ‘dat hij mij getrouwer zijn oprechte medewerking moge verlenen, dat hij met meer opgewektheid moge volhouden bij het verrichten van de taken waarvoor ik hem plaats, getrouwer moge zijn in het uitvoeren van het programma dat ik heb opgesteld, geduldiger de beproevingen onderga die ik heb uitgekozen, met meer volharding en opgewektheid het pad moge volgen van mijn keuze, en met meer nederigheid de erkenning moge ontvangen die hem wellicht zal toevallen ten gevolge van mijn onafgebroken inspanningen—wil aldus mijn aansporing aan de mens in wie ik woon overbrengen. Hem schenk ik de allerhoogste toewijding en liefde van een goddelijke geest. En zeg voorts tot mijn geliefd subject dat ik met wijsheid en kracht werkzaam zal blijven tot het allerlaatst, totdat de laatste aardse worsteling voorbij zal zijn: ik zal trouw zijn aan de mij toevertrouwde persoonlijkheid. Ik spoor hem aan tot overleving te komen, mij niet teleur te stellen, mij niet de beloning te doen missen voor mijn geduldige, intense worsteling. Het hangt van de menselijke wil af of wij persoonlijkheid verwerven. Geduldig ben ik cirkel na cirkel opgekommen in dit menselijke bewustzijn, en mij is bevestigd dat mijn werk de goedkeuring wegdraagt van het hoofd van mijn gelijken. Cirkel na cirkel ga ik verder naar de beoordeling. Ik wacht met vreugde en zonder vrees het appèl der bestemming af; ik ben gereed om alles voor te leggen aan het oordeel van de rechtbanken van de Ouden der Dagen.’

110:7.11

[Aangeboden door een Solitaire Boodschapper uit Orvonton.]


◄ 110:6
 
Verhandeling 111 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.