◄ 110:5
Verhandeling 110
110:7 ►

De betrekking van Richters tot individuele stervelingen

6. De zeven psychische cirkels

110:6.1

Het totaal aan persoonlijkheidsrealisatie op een materiële wereld ligt in de successieve verovering van de zeven psychische cirkels der sterfelijke potentialiteit. Het binnentreden in de zevende cirkelgang markeert het begin van het functioneren van echte menselijke persoonlijkheid. De voltooiing van de eerste cirkelgang geeft aan dat de sterveling tot relatieve rijpheid is gekomen. Ofschoon het doorlopen van de zeven cirkels van kosmische groei niet gelijk staat met fusie met de Richter, markeert de verovering van deze cirkels wèl het bereiken van de niveaus die voorafgaan aan fusie met de Richter.

110:6.2

De Richter is de partner die met u op gelijke voet staat in het bereiken van de zeven cirkels—het verwerven van betrekkelijke volwassenheid als sterveling. De Richter klimt met u op van de zevende cirkelgang tot de eerste, maar zijn vooruitgang naar de status van allerhoogste macht en zelf-handelen staat geheel los van de actieve medewerking van uw sterfelijke bewustzijn.

110:6.3

De psychische cirkels zijn niet uitsluitend intellectueel, noch geheel morontiaal: ze hebben betrekking op de status van de persoonlijkheid, het bewustzijn dat verworven is, de groei van de ziel, en de afstemming op de Richter. Om deze niveaus met goed gevolg te doorlopen, is het harmonisch functioneren van de gehele persoonlijkheid vereist, niet alleen een bepaald aspect ervan. De groei van de delen staat niet gelijk met de ware rijping van het geheel; de delen groeien in werkelijkheid naargelang de ontplooiing van het gehele zelf—het volledige zelf—materieel, verstandelijk en geestelijk.

110:6.4

Wanneer de ontwikkeling van de verstandelijke natuur zich sneller voltrekt dan die van de geestelijke, maakt deze omstandigheid de communicatie met de Gedachtenrichter zowel moeilijk als gevaarlijk. Insgelijks resulteert overgeestelijke ontwikkeling dikwijls in een fanatieke, verwrongen interpretatie van de geestelijke leiding van de goddelijke inwonende. En een gebrek aan geestelijke capaciteit maakt het zeer moeilijk om aan zo’n materieel intellect de geestelijke waarheden over te dragen die in het hogere bovenbewustzijn wonen. Aan een bewustzijn dat volmaakt in evenwicht is, dat huist in een lichaam met gezonde gewoonten, gestabiliseerde neurale energieën en evenwichtige chemische functies—wanneer de fysische, mentale, en geestelijke krachten zich in een drieënige harmonie ontwikkelen—kan een maximum aan licht en waarheid worden geschonken met een minimum aan gevaar voor het leven in de wereld of risico voor het werkelijke welzijn van zo’n wezen. Door zulk een evenwichtige groei klimt de mens omhoog langs de cirkels van planetaire vooruitgang—één voor één, van de zevende tot de eerste.

110:6.5

De Richters zijn altijd bij u en van u, doch zelden kunnen zij rechtstreeks, als een ander wezen, tot u spreken. Cirkelgang na cirkelgang versterken uw verstandelijke beslissingen, morele keuzen en geestelijke ontwikkeling het vermogen van de Richter om in uw bewustzijn te functioneren; cirkel na cirkel klimt ge daardoor op uit de lagere stadia van omgang met de Richter en van afstemming van uw bewustzijn op hem, zodat hij zijn beelden van uw bestemming met toenemende helderheid en overtuiging steeds beter kan registreren in de evoluerende bewustheid van uw Godzoekende bewustzijn-ziel.

110:6.6

Iedere beslissing die ge neemt, belemmert òf vergemakkelijkt het functioneren van de Richter; deze zelfde beslissingen bepalen dan ook eveneens uw vooruitgang in de cirkelgangen van menselijke prestatie. Weliswaar is de allerhoogste kwaliteit van een beslissing, haar betrekking tot een crisis, van grote invloed op het bereiken van de volgende cirkel, maar vele beslissingen, vele herhalingen, volhardende herhalingen, zijn niettemin ook van wezenlijk belang om zeker te stellen dat deze reacties tot gewoonten worden.

110:6.7

Het is moeilijk de zeven niveaus van menselijke vooruitgang precies te omschrijven, omdat deze niveaus persoonlijk zijn: zij zijn variabel voor de individuele mens en worden blijkbaar bepaald door de groeicapaciteit van iedere mens. Het veroveren van deze niveaus van kosmische evolutie wordt op drie wijzen weerspiegeld:

110:6.8

1. Afstemming op de Richter. Het vergeestelijkende bewustzijn nadert de tegenwoordigheid van de Richter in verhouding tot de cirkels die worden bereikt.

110:6.9

2. De evolutie van de ziel. De wording van de morontia-ziel geeft de mate en diepte van het beheersen van de cirkels aan.

110:6.10

3. Realiteit van de persoonlijkheid. De graad van werkelijkheid van de zelfheid wordt rechtstreeks bepaald door de mate waarin de cirkels veroverd zijn. Personen worden reëler naarmate zij opklimmen van het zevende naar het eerste niveau van het sterfelijk bestaan.

110:6.11

Naarmate de cirkels worden doorlopen, groeit het kind van de materiële evolutie op tot de volwassen mens die potentieel onsterfelijk is. De schaduwachtige werkelijkheid van de embryonale natuur van een mens in de zevende cirkelgang maakt plaats voor de duidelijkere manifestatie van de wordende morontia-natuur van een burger van het plaatselijk universum.

110:6.12

Hoewel het onmogelijk is de zeven niveaus of psychische cirkelgangen van de menselijke groei precies te omschrijven, is het ons wel geoorloofd u een indruk te geven van de minimum- en maximum-grenzen van deze stadia waarin de volwassenheid wordt verwezenlijkt:

110:6.13

De zevende cirkelgang. Mensen komen op dit niveau wanneer zij het vermogen ontwikkelen tot persoonlijke keuzen, individuele beslissingen, morele verantwoordelijkheid en de capaciteit tot het bereiken van geestelijke individualiteit. Dit geeft aan dat de zeven assistent-bewustzijnsgeesten gezamenlijk functioneren onder leiding van de geest van wijsheid, dat het sterfelijke schepsel is opgenomen in de invloedssfeer van de Heilige Geest, en op Urantia, dat de Geest van Waarheid voor het eerst functioneert, op hetzelfde moment dat er in het bewustzijn van de sterveling een Gedachtenrichter wordt ontvangen. Het binnentreden in de zevende cirkelgang maakt een sterfelijk schepsel tot een ware potentiële burger van het plaatselijk universum.

110:6.14

De derde cirkel. Het werk van de Richter wordt veel effectiever wanneer de mens op de weg omhoog de derde cirkel heeft bereikt en persoonlijk een serafijnse bestemmingsbehoeder heeft gekregen. Hoewel er geen blijk is van georganiseerde samenwerking tussen de Richter en de serafijnse behoeder, valt er niettemin een onmiskenbare verbetering in alle fasen van kosmische prestatie en geestelijke ontwikkeling te zien na de toewijzing van de persoonlijke serafijnse begeleider. Wanneer de derde cirkel wordt bereikt, poogt de Richter gedurende het nog resterende gedeelte van het leven van de sterveling het bewustzijn van de mens te morontia-iseren, de nog overblijvende cirkels te doen doorlopen, en het eindstadium te doen bereiken van het goddelijk-menselijke deelgenootschap, voordat de natuurlijke dood dit unieke partnerschap ontbindt.

110:6.15

De eerste cirkel. De Richter kan gewoonlijk pas rechtstreeks en onmiddellijk met u spreken wanneer ge de eerste, finale cirkelgang van uw vooruitgang als sterveling bereikt. Dit niveau vormt de hoogst mogelijke bewustwording van de betrekking tussen het bewustzijn en de Richter in de menselijke ervaring, alvorens de evoluerende morontia-ziel wordt bevrijd van de bekleedselen van het materiële lichaam. Wat het bewustzijn, de emoties en het kosmische inzicht aangaat, betekent het bereiken van de eerste psychische cirkel dat het materiële bewustzijn en de geest-Richter elkaar in de menselijke ervaring zo dicht mogelijk zijn genaderd.

110:6.16

Wellicht zouden deze psychische cirkels van de voortgang van de sterveling beter kunnen worden aangeduid als kosmische niveaus—een daadwerkelijk vatten van betekenissen en besef van waarden, dat steeds nader komt tot de morontia-bewustheid dat de evolutionaire ziel het begin van een relatie met de wordende Allerhoogste is aangegaan. En juist deze relatie maakt het voor immer onmogelijk om de strekking van de kosmische cirkels volledig duidelijk te maken aan het materiële bewustzijn. Het bereiken van deze cirkels houdt slechts in betrekkelijke zin verband met Godsbewustzijn. Iemand in de zevende of zesde cirkel kan bijna even waarlijk Godkennend zijn—bewust van zijn zoonschap—als iemand in de tweede of eerste cirkel, maar mensen in deze lagere cirkels zijn zich veel minder bewust van hun experiëntiële betrekking tot de Allerhoogste, van hun burgerschap in het universum. Het bereiken van deze kosmische cirkels zal deel gaan uitmaken van de ervaring van opklimmenden op de woningwerelden, indien zij er niet in slagen dit vóór de natuurlijke dood te verwezenlijken.

110:6.17

De aandrijving door geloof maakt de volle bewustwording van ’s mensen zoonschap bij God tot een ervaringsfeit, maar handelen, het uitvoeren van beslissingen, is van wezenlijk belang voor het evolutionaire bereiken van het besef van progressieve verwantschap met de kosmische actualiteit van de Allerhoogste. In de geestelijke wereld zet geloof potentialiteiten om in actualiteiten, maar in de eindige gebieden van de Allerhoogste wordt het potentieel bestaande alleen tot actualiteit door en via de verwezenlijking van keuze-ervaring. Maar de keuze om de wil van God te doen, verbindt, in het handelen van de persoonlijkheid, geestelijk geloofsvertrouwen met materiële beslissingen, en hierdoor wordt voorzien in een goddelijk, geestelijk draaipunt voor het effectiever functioneren van de menselijke, materiële hefboomwerking van de honger naar God. Door zulk een wijze coördinatie van materiële en geestelijke krachten wordt zowel het kosmische besef van de Allerhoogste als het morontia-verstaan van de Paradijs-Godheden in aanzienlijke mate versterkt.

110:6.18

De verovering van de kosmische cirkels staat in verband met de kwantitatieve groei van de morontia-ziel, het verstaan van allerhoogste betekenissen. De kwalitatieve status van deze onsterfelijke ziel is echter geheel afhankelijk van het begrip dat het levende geloof heeft van de Paradijs-potentiële feit-waarde dat de sterfelijke mens een zoon is van de eeuwige God. Daarom gaat iemand in de zevende cirkel even zeker door naar de woningwerelden om een verdere kwantitatieve verwezenlijking van kosmische groei te bereiken, als iemand in de tweede, of zelfs in de eerste cirkel.

110:6.19

Er bestaat slechts een indirect verband tussen het bereiken van de kosmische cirkels en daadwerkelijke religieuze ervaring: deze vorderingen zijn wederkerig en derhalve wederzijds heilzaam. Een louter geestelijke ontwikkeling behoeft niet veel te maken te hebben met planetaire materiële welvaart, maar het bereiken van de cirkels verhoogt altijd het potentieel tot menselijk succes en prestaties van de sterveling.

110:6.20

Van de zevende tot en met de derde cirkel vindt er een steeds sterkere, verenigde werkzaamheid plaats van de zeven assistent-bewustzijnsgeesten, teneinde het sterfelijk bewustzijn af te wennen van zijn afhankelijkheid van de realiteiten der mechanismen van het materiële leven, ter voorbereiding op de morontia-niveaus van ervaring waarin het steeds verder wordt binnengeleid. Vanaf de derde cirkel en verder neemt de invloed van de assistenten steeds meer af.

110:6.21

De zeven cirkels omvatten ervaring van de sterveling van het hoogste zuiver dierlijke niveau tot het laagste daadwerkelijk contactuele morontia-niveau van zelf-bewustheid als een persoonlijkheidservaring. De beheersing van de eerste kosmische cirkel geeft aan dat de pre-morontia-rijpheid van de sterveling is bereikt en markeert de beëindiging van het vereende dienstbetoon van de assistent-bewustzijnsgeesten als een exclusieve invloed van bewustzijnsactiviteit in de menselijke persoonlijkheid. Voorbij de eerste cirkel vertoont het bewustzijn steeds meer verwantschap met de intelligentie van het morontia-stadium der evolutie—het verenigde dienstbetoon van het kosmische bewustzijn en de boven de assistent-geesten uitgaande gift van de Scheppende Geest van een plaatselijk universum.

110:6.22

De hoogtijdagen in de individuele loopbaan van een Richter zijn: ten eerste, wanneer het menselijke subject doorbreekt in de derde psychische cirkelgang en daarmee de zelf-activiteit van de Mentor zekerstelt, waardoor het gebied waar deze kan functioneren groter wordt (aangenomen dat de inwonende Richter niet reeds zelf-handelend was); vervolgens wanneer de menselijke partner de eerste psychische cirkelgang bereikt en de twee daardoor onderling kunnen gaan communiceren, althans tot op zekere hoogte; en tenslotte wanneer zij eindelijk en voor eeuwig gefuseerd worden.


◄ 110:5
 
110:7 ►