◄ 11:0
Verhandeling 11
11:2 ►

Het eeuwige Paradijs-Eiland

1. De goddelijke residentie

11:1.1

Het Paradijs dient vele doeleinden in het bestuur van de universele gebieden, maar voor geschapen wezens bestaat het in de eerste plaats als de woonplaats van de Godheid. De persoonlijke tegenwoordigheid van de Universele Vader zetelt precies in het midden van de bovenzijde van dit bijna cirkelvormige, maar niet bolvormige, verblijf van de Godheden. Deze Paradijs-tegenwoordigheid van de Universele Vader wordt direct omgeven door de persoonlijke tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon, terwijl zij beiden omkleed zijn met de onuitsprekelijke glorie van de Oneindige Geest.

11:1.2

In ditzelfde centrale, eeuwige verblijf woont God, heeft hij gewoond en zal hij eeuwig wonen. Wij hebben hem daar altijd gevonden en zullen hem daar ook altijd vinden. In dit centrum van het universum van universa is de Universele Vader kosmisch gefocaliseerd, geestelijk gepersonaliseerd en zetelt hij geografisch.

11:1.3

Wij weten allen welke rechtstreekse koers wij moeten volgen om de Universele Vader te vinden. Gij kunt niet veel aangaande de goddelijke residentie begrijpen omdat zij zo ver van u afligt en omdat de ruimte tussen u en de goddelijke residentie zo immens is, maar degenen die de betekenis van deze enorme afstanden wel kunnen begrijpen, kennen Gods plaats en residentie even zeker en concreet als gij weet waar New York, Londen, Rome, of Singapore liggen, steden die een duidelijke, geografische locatie op Urantia hebben. Als ge een intelligente navigator zoudt zijn, toegerust met een schip, kaarten en een kompas, zoudt ge deze steden gemakkelijk kunnen vinden. Zo zoudt ge ook, indien ge over de tijd en de middelen van vervoer zoudt beschikken, indien ge daartoe geestelijk bevoegd zoudt zijn en de noodzakelijke leiding zoudt krijgen, door universum na universum en van circuit tot circuit geloodst kunnen worden, steeds verder naar binnen reizend door de sterrengebieden, totdat ge ten laatste voor de centrale schittering van de geestelijke heerlijkheid van de Universele Vader zoudt staan. Indien ge voorzien zijt van alle noodzakelijke middelen voor de reis, is het niet moeilijker om de persoonlijke tegenwoordigheid van God te vinden in het centrum van alle dingen, dan verre steden op uw eigen planeet. Dat ge deze plaatsen niet bezocht hebt, bewijst geenszins dat zij niet werkelijk zijn of niet daadwerkelijk bestaan. Dat maar zo weinigen van de universum-schepselen God op het Paradijs hebben gevonden, weerlegt geenszins de realiteit van zijn bestaan, noch de actualiteit van zijn geestelijke persoon in het centrum van alle dingen.

11:1.4

De Vader kan altijd op deze centrale plaats worden aangetroffen. Indien hij zich zou verplaatsen, zou er een universeel pandemonium losbarsten, want in hem convergeren daar, in het centrum van zijn residentie, de universele zwaartekrachtlijnen vanuit de einden der schepping. Of wij nu het persoonlijkheidscircuit traceren door de universa, of de opklimmende persoonlijkheden volgen op hun binnenwaartse reis naar de Vader, of wij de materiële zwaartekrachtlijnen traceren naar de onderzijde van het Paradijs of de binnenwaarts wellende kringlopen van kosmische kracht volgen, of wij de geestelijke zwaartekrachtlijnen traceren naar de Eeuwige Zoon of de inkomende processie van de Paradijs-Zonen van God volgen; of wij de bewustzijnscircuits traceren of de vele triljoenen hemelse wezens volgen die afstammen van de Oneindige Geest—elk van deze waarnemingen en deze alle tezamen, voeren ons rechtstreeks terug naar de tegenwoordigheid van de Vader, naar zijn centrale verblijf-plaats. Hier is God persoonlijk, letterlijk en daadwerkelijk tegenwoordig. En uit zijn oneindig wezen gaan de vloedstromen van leven, energie, en persoonlijkheid uit naar alle universa.


◄ 11:0
 
11:2 ►