◄ 171:0
Verhandeling 171
171:2 ►

Op weg naar Jeruzalem

1. Het vertrek uit Pella

171:1.1

Op maandagmorgen, 13 maart, namen Jezus en zijn twaalf apostelen definitief afscheid van het kamp in Pella en vertrokken in zuidelijke richting voor hun rondreis langs de steden in zuidelijk Perea, waar de metgezellen van Abner aan het werk waren. Ze besteedden meer dan twee weken aan bezoeken aan de zeventig en gingen toen rechtstreeks naar Jeruzalem voor het Paasfeest.

171:1.2

Toen de Meester Pella verliet, trokken de meer dan duizend discipelen die zich bij de apostelen in het kamp hadden opgehouden, achter hem aan. Ongeveer de helft van deze groep verliet hem bij de oversteekplaats van de Jordaan op de weg naar Jericho, toen zij hoorden dat hij naar Chesbon ging en toen hij de toespraak had gehouden over ‘Het berekenen van de kosten.’ Deze helft ging verder naar Jeruzalem, terwijl de andere helft hem twee weken lang volgde bij zijn bezoeken aan de steden in zuidelijk Perea.

171:1.3

In algemene zin begrepen de naaste volgelingen van Jezus wel dat het kamp in Pella nu had afgedaan, maar zij dachten werkelijk dat dit erop duidde dat de Meester nu ten slotte toch van plan was naar Jeruzalem te gaan en daar aanspraak te maken op de troon van David. De grote meerderheid van zijn volgelingen kon zich nooit een andere voorstelling van het koninkrijk vormen: wat hij hun ook leerde, ze wilden dit Joodse idee van het koninkrijk niet opgeven.

171:1.4

In opdracht van de apostel Andreas, sloot David Zebedeüs op woensdag, 15 maart, het bezoekerskamp bij Pella. Op dat moment verbleven er bijna vierduizend bezoekers, niet inbegrepen de meer dan duizend personen die verblijf hielden bij de apostelen in wat het kamp der leraren werd genoemd, en die met Jezus en de twaalf apostelen naar het zuiden trokken. Met grote tegenzin verkocht David de hele uitrusting aan talrijke kopers en ging met de opbrengst op weg naar Jeruzalem, waar hij later het geld aan Judas Iskariot overhandigde.

171:1.5

David was tijdens de laatste tragische week in Jeruzalem, en na de kruisiging nam hij zijn moeder mee terug naar Betsaïda. Gedurende de tijd dat hij op Jezus en de apostelen moest wachten, hield David zich op bij Lazarus in Betanië, en raakte enorm verontrust over de manier waarop de Farizeeën deze sedert zijn opstanding waren begonnen te vervolgen en te kwellen. Andreas had David opgedragen met de koeriersdienst te stoppen, en door allen werd dit nu uitgelegd als een aanwijzing dat de vestiging van het koninkrijk in Jeruzalem ophanden was. David zag zich nu zonder werk en had al zo ongeveer besloten zichzelf op te werpen als de verdediger van Lazarus, toen kort daarop het voorwerp van zijn verontwaardigde zorg overhaast naar Filadelfia vluchtte. Dus ging David, enige tijd na de opstanding toen ook zijn moeder gestorven was, eveneens naar Filadelfia, nadat hij eerst Marta en Maria had geholpen bij het van de hand doen van hun onroerend goed. Samen met Abner en Lazarus bracht hij daar de rest van zijn leven door, en hij werd de financiële beheerder van al die grote belangen van het koninkrijk die gedurende het leven van Abner hun centrum hadden in Filadelfia.

171:1.6

Binnen korte tijd na de verwoesting van Jeruzalem was Antiochië de hoofdzetel van het Paulinische Christendom, terwijl Filadelfia het centrum bleef van het Abneriaanse koninkrijk des hemels. Vanuit Antiochië verspreidde de Paulinische versie van het onderricht van Jezus en over Jezus zich over de gehele Westerse wereld; vanuit Filadelfia verspreidden zich de zendelingen van de Abneriaanse versie van het koninkrijk des hemels over geheel Mesopotamië en Arabië, totdat in latere tijden deze standvastige gezanten van de leer van Jezus werden overweldigd door de plotselinge opkomst van de Islam.


◄ 171:0
 
171:2 ►