◄ 129:1
Verhandeling 129
129:3 ►

Het latere volwassen leven van Jezus

2. Het achtentwintigste jaar (A.D. 22)

129:2.1

In maart, a.d. 22, nam Jezus afscheid van Zebedeüs en Kafarnaüm. Hij vroeg hem een klein bedrag aan geld om zijn onkosten van een reis naar Jeruzalem te bestrijden. Zolang hij bij Zebedeüs werkte, had hij slechts kleine bedragen opgenomen die hij iedere maand naar de familie in Nazaret placht te sturen. De ene maand kwam Jozef naar Kafarnaüm om het geld te halen, de volgende maand kwam Judas over naar Kafarnaüm om het geld van Jezus in ontvangst te nemen en het naar Nazaret te brengen. Het vissersbedrijf van Judas lag slechts enkele kilometers ten zuiden van Kafarnaüm.

129:2.2

Toen Jezus afscheid nam van het gezin van Zebedeüs, sprak hij af dat hij tot het Paasfeest in Jeruzalem zou blijven, en zij beloofden allen bij die gelegenheid aanwezig te zullen zijn. Zij spraken zelfs af om de Paasmaaltijd samen te vieren. Zij waren allen bedroefd toen Jezus hen verliet, vooral de dochters van Zebedeüs.

129:2.3

Voordat Jezus Kafarnaüm verliet, had hij een lang gesprek met zijn nieuwe vriend en vertrouwde kameraad, Johannes Zebedeüs. Hij vertelde Johannes dat hij erover dacht grote reizen te gaan maken totdat ‘mijn uur gekomen zal zijn’ en hij vroeg Johannes om voor hem op te treden en iedere maand wat geld naar zijn familie in Nazaret te sturen totdat het geld dat hij nog tegoed had, op zou zijn. En Johannes deed hem de volgende belofte: ‘Meester, doe wat ge van plan zijt, doe uw werk in de wereld; ik zal in deze en in iedere andere zaak voor u optreden, en ik zal over uw familie waken zoals ik voor mijn eigen moeder zou zorgen en me om mijn eigen broers en zusters zou bekommeren. Ik zal uw geld dat bij mijn vader berust, besteden zoals ge gezegd hebt en naarmate het nodig is, en wanneer uw geld op is en ingeval ik niet meer van u zou ontvangen, zal ik mijn eigen verdiensten met uw moeder delen als dit nodig mocht zijn. Ga in vrede. Ik zal u in al deze zaken vervangen.’

129:2.4

Toen Jezus naar Jeruzalem was vertrokken, ging Johannes daarom bij zijn vader Zebedeüs te rade inzake het geld dat Jezus tegoed had, en het verbaasde hem dat het zo’n groot bedrag was. Aangezien Jezus de zaak zo geheel en al aan hen had overgelaten, werden zij het erover eens dat het het beste zou zijn dit geld in onroerend goed te beleggen en het inkomen daaruit te gebruiken om de familie te Nazaret bij te staan; en omdat Zebedeüs een klein huis in Kafarnaüm wist dat met een hypotheek was bezwaard en te koop stond, zei hij Johannes dit huis met het geld van Jezus te kopen en dit eigendom voor zijn vriend in bewaring te nemen. Johannes deed zoals zijn vader hem had aangeraden. Twee jaar lang werd de huur van dit huis aangewend voor de hypotheek en hieraan werd kort daarna nog een bepaald groot bedrag toegevoegd, dat Jezus naar Johannes had gestuurd om naar behoefte door de familie gebruikt te worden. Deze bedragen samen dekten ongeveer de hypotheekschuld; Zebedeüs paste het verschil bij, zodat Johannes het restant van de hypotheek op de vervaldatum kon aflossen, waardoor dit huis met twee kamers onbezwaard eigendom werd. Zo werd Jezus eigenaar van een huis in Kafarnaüm, maar ze hadden het hem niet verteld.

129:2.5

Toen de familie in Nazaret hoorde dat Jezus Kafarnaüm had verlaten, geloofden ze, omdat ze niets wisten van deze financiële regeling met Johannes, dat nu de tijd voor hen gekomen was het verder zonder enige hulp van Jezus te klaren. Jakobus herinnerde zich zijn overeenkomst met Jezus en nam, geholpen door zijn broers, direct de volle verantwoordelijkheid voor de zorg voor het gezin op zich.

129:2.6

Maar laat ons nu teruggaan om Jezus in Jeruzalem gade te slaan. Bijna twee maanden lang bracht hij het grootste deel van zijn tijd door met het luisteren naar de discussies in de tempel en zo nu en dan bezocht hij de verschillende scholen van de rabbijnen. De meeste Sabbatdagen bracht hij in Betanië door.

129:2.7

Jezus had een brief van Salomé, de vrouw van Zebedeüs, meegebracht naar Jeruzalem, waarin hij bij de voormalige hogepriester Annas werd geïntroduceerd als ‘iemand die voor mij als een eigen zoon is.’ Annas bracht veel tijd met hem door en begeleidde hem persoonlijk bij zijn bezoeken aan de vele academies van de godsdienstleraren in Jeruzalem. Hoewel Jezus deze scholen grondig onderzocht en hun methoden van onderwijs zorgvuldig observeerde, stelde hij in het openbaar nooit ook maar één enkele vraag. Ofschoon Annas Jezus als een groot man beschouwde, wist hij niet goed hoe hij Jezus moest adviseren. Hij zag in dat het dwaas zou zijn hem voor te stellen zich als student aan een van de scholen in Jeruzalem te laten inschrijven, en aan de andere kant wist hij zeer goed dat Jezus nimmer de rang van officieel leraar verleend zou worden indien hij niet in een van deze scholen opgeleid zou zijn.

129:2.8

Weldra brak de tijd van het Paasfeest aan en onder de drommen mensen uit alle windstreken kwamen ook Zebedeüs en zijn hele familie uit Kafarnaüm aan in Jeruzalem. Ze logeerden allen in het ruime huis van Annas, waar zij het Paasfeest als één gelukkige familie vierden.

129:2.9

Voor het einde van deze Paasweek ontmoette Jezus, ogenschijnlijk toevallig, een rijke reiziger en diens zoon, een jongeman van ongeveer zeventien jaar. Deze reizigers waren afkomstig uit India en onderweg om Rome en verschillende andere plaatsen aan de Middellandse Zee te bezoeken; zij hadden het zo geregeld dat zij tijdens het Paasfeest in Jeruzalem zouden aankomen, in de hoop dat zij iemand zouden kunnen vinden die zij in dienst konden nemen als tolk voor hen beiden en als huisleraar voor de zoon. De vader drong er sterk op aan dat Jezus erin zou toestemmen hen op hun reis te vergezellen. Jezus vertelde hem over zijn familieomstandigheden en zei dat het eigenlijk niet fair zou zijn om bijna twee jaar lang weg te gaan, terwijl zijn familieleden in die tijd wellicht in nood konden komen. Hierop stelde deze reiziger uit het Oosten Jezus voor hem één jaar loon vooruit te betalen, zodat hij deze geldsom aan zijn vrienden in bewaring kon geven om zijn familie voor gebrek te vrijwaren. Toen stemde Jezus ermee in de reis mee te maken.

129:2.10

Jezus droeg dit grote bedrag over aan Johannes, de zoon van Zebedeüs. En ge weet dat Johannes dit geld aanwendde voor het aflossen van de hypotheek op het bezit in Kafarnaüm. Jezus nam Zebedeüs geheel in vertrouwen inzake deze reis rond de Middellandse Zee, maar drukte hem op het hart er met niemand over te spreken, zelfs niet met zijn eigen vlees en bloed; en Zebedeüs onthulde nooit dat hij wist waar Jezus was tijdens deze lange periode van bijna twee jaar. Voordat Jezus terugkeerde van deze tocht, had de familie in Nazaret hem juist vrijwel opgegeven als gestorven. Alleen de geruststellende woorden van Zebedeüs die bij verschillende gelegenheden met zijn zoon Johannes meekwam naar Nazaret, hielden de hoop nog levend in Maria’s hart.

129:2.11

Gedurende deze tijd maakte het gezin in Nazaret het heel goed; Judas had zijn aandeel aanzienlijk verhoogd en bleef doorgaan met deze extra bijdrage tot hij getrouwd was. Ook al hadden zij weinig bijstand nodig, toch was het de gewoonte van Johannes Zebedeüs om iedere maand cadeautjes voor Maria en Ruth mee te brengen, zoals Jezus hem had opgedragen.


◄ 129:1
 
129:3 ►