◄ 100:1
Verhandeling 100
100:3 ►

Religie in de menselijke ervaring

2. Geestelijke groei

100:2.1

Geestelijke ontwikkeling is in de eerste plaats afhankelijk van het onderhouden van een levende geestelijke verbinding met ware geestelijke krachten en in de tweede plaats, van het voortdurend dragen van geestelijke vruchten: het dienen van de medemens met datgene wat men van zijn geestelijke weldoeners heeft ontvangen. Geestelijke vooruitgang stoelt op verstandelijke erkenning van geestelijke armoede en, daarmee samengaand, het zich bewust zijn van de honger naar volmaaktheid, het verlangen om God te kennen en te zijn zoals hij, het doen van de wil van de Vader in de hemel als doel waarnaar men van ganser harte streeft.

100:2.2

Geestelijke groei is eerst een ontwakend besef van behoeften, vervolgens het onderscheiden van betekenissen en dan het ontdekken van waarden. Ware geestelijke ontwikkeling blijkt uit het aan de dag treden van een menselijke persoonlijkheid die wordt gemotiveerd door liefde, geactiveerd door onzelfzuchtig dienstbetoon, en overheerst door de oprechte verering van de volmaaktheidsidealen van goddelijkheid. En deze hele ervaring vormt de realiteit van religie, in tegenstelling tot louter theologische geloofsopvattingen.

100:2.3

Religie kan opstijgen tot dat niveau van ervaring waar ze een verlichte, wijze techniek wordt om geestelijk te reageren op het universum. Zo’n meer verheven religie kan op drie niveaus van de menselijke persoonlijkheid functioneren: op het verstandelijke niveau, het morontiale en het geestelijke; op het bewustzijn, in de evoluerende ziel, en tezamen met de inwonende geest.

100:2.4

Iemands geestelijkheid wijst aan hoe dicht hij bij God is, en tegelijk is zij de maat van zijn nut voor zijn medemens. Geestelijkheid verhoogt het vermogen om schoonheid te ontdekken in de dingen, om waarheid te herkennen in betekenissen en om goedheid te ontdekken in waarden. Geestelijke ontwikkeling wordt bepaald door het vermogen daartoe en is recht evenredig aan het uitbannen van de zelfzuchtige kwaliteiten van liefde.

100:2.5

De daadwerkelijke geestelijke status geeft aan in hoeverre men de Godheid heeft bereikt, afgestemd is op de Richter. Het bereiken van volkomenheid van geestelijkheid staat gelijk met het bereiken van het maximum aan realiteit, het maximum aan Godgelijkenis. Het eeuwige leven is de altijddurende zoektocht naar oneindige waarden.

100:2.6

Het doel van de zelfverwerkelijking van de mens dient geestelijk te zijn, niet materieel. De enige werkelijkheden die waard zijn te worden nagestreefd zijn goddelijk, geestelijk en eeuwig. De sterfelijke mens mag aanspraak maken op het smaken van fysische geneugten en op de voldoening die menselijke genegenheid verschaft; het doet hem goed om loyaal te zijn aan associaties van mensen en wereldlijke instellingen. Dit zijn echter niet de eeuwige grondslagen voor het opbouwen van de onsterfelijke persoonlijkheid die de ruimte moet transcenderen, de tijd moet overwinnen en de eeuwige bestemming van goddelijke volmaaktheid moet bereiken, waar hij als volkomene zal dienen.

100:2.7

Jezus omschreef de diepgewortelde zekerheid van de mens die God kent met de woorden: ‘Wat komt het er voor een Godkennende gelovige in het koninkrijk op aan als alle aardse dingen ineenstorten?’ De zekerheden van de wereld zijn kwetsbaar, maar geestelijke zekerheden zijn onaantastbaar. Wanneer de vloedgolven van menselijke tegenspoed, zelfzucht, wreedheid, haat, boosaardigheid en afgunst de ziel van de sterfelijke mens overspoelen, kunt ge rust vinden in de verzekering dat er één innerlijk bastion is, de citadel van de geest, dat absoluut onneembaar is; dit geldt althans voor iedere mens die zijn ziel heeft toevertrouwd aan de hoede van de inwonende geest van de eeuwige God.

100:2.8

Na het bereiken van zulk een geestelijke vooruitgang, hetzij door geleidelijke groei, hetzij ten gevolge van een bijzondere crisis, vindt er een nieuwe oriëntering van de persoonlijkheid plaats en ontwikkelt zich een nieuwe standaard van waarden. Deze uit de geest geboren mensen krijgen zulk een andere motivatie in het leven, dat zij er kalm onder kunnen blijven wanneer ze hun dierbaarste ambities schipbreuk zien lijden en hun vurigste verwachtingen ineen zien storten; zij weten met stelligheid dat deze catastrofes slechts de heroriënterende rampen zijn waardoor hun tijdelijke scheppingen worden afgebroken, voordat de edeler, blijvender werkelijkheden van een nieuw, hoger prestatieniveau in het universum kunnen worden opgebouwd.


◄ 100:1
 
100:3 ►