◄ 97:1
Verhandeling 97
97:3 ►

De evolutie van het Godsbegrip bij de Hebreeërs

2. Elia en Elisa

97:2.1

In de tiende eeuw voor Christus raakte de Hebreeuwse natie verdeeld in twee koninkrijken. In beide politieke districten poogden vele leraren van waarheid keerdammen op te werpen tegen het reactionaire getij van geestelijke decadentie dat was opgekomen en zich na de afscheidingsoorlog met rampzalige gevolgen doorzette. Deze inspanningen om de Hebreeuwse religie te bevorderen hadden echter pas succes toen Elia, de vastbesloten en onbevreesde strijder voor rechtvaardigheid, begon te onderrichten. Elia schonk het noordelijke koninkrijk een Godsbegrip terug dat vergelijkbaar was met de voorstelling die in de dagen van Samuel had geleefd. Elia had weinig gelegenheid om een gevorderde Godsvoorstelling te introduceren; net als Samuel vóór hem, werd hij in beslag genomen door het omverwerpen van de altaren van Baäl en het vernietigen van de beelden van valse goden. Bovendien zette hij zijn hervormingen door ondanks de tegenstand van een afgodische monarch; zijn taak was nog gigantischer en moeilijker dan die waarvoor Samuel zich geplaatst had gezien.

97:2.2

Toen Elia werd weggeroepen nam zijn getrouwe medewerker Elisa zijn werk over, en hield met de onschatbare bijstand van de weinig bekende Micha het licht der waarheid brandende in Palestina.

97:2.3

Dit waren echter geen tijden van vooruitgang in het denken over de Godheid. De Hebreeërs hadden zelfs nog niet het ideaal van Mozes bereikt. Toen het tijdperk van Elia en Elisa ten einde liep, keerden de betere klassen terug tot de aanbidding van de oppermachtige Jahweh; dit tijdperk was getuige van de restauratie van het idee van de Universele Schepper op ongeveer het niveau waar Samuel het had moeten achtergelaten.


◄ 97:1
 
97:3 ►