◄ 96:3
Verhandeling 96
96:5 ►

Jahweh—de God der Hebreeërs

4. De verkondiging van Jahweh

96:4.1

De evolutie en verheffing van Mozes’ onderricht heeft bijna de helft van de hele wereld beïnvloed, en doet dit nog steeds, zelfs in de twintigste eeuw. Terwijl Mozes de meer vooruitstrevende Egyptische religieuze filosofie begreep, wisten de Bedouïnen-slaven weinig over deze leringen, maar zij hadden de god van de berg Horeb, die hun voorvaderen Jahweh hadden genoemd, nooit geheel vergeten.

96:4.2

Mozes had zowel van zijn vader als van zijn moeder gehoord over de leringen van Machiventa Melchizedek, want het feit dat zij een gemeenschappelijk religieus geloof had-den was de verklaring voor de ongewone verbintenis tussen een vrouw van koninklijke bloe- de en een man uit een volk dat gevangen werd gehouden. Mozes’ schoonvader was een Kenitische vereerder van El Elyon, maar de ouders van de bevrijder geloofden in El Shaddai. Mozes werd dus als een El Shaddaiïst opgevoed; door de invloed van zijn schoonvader werd hij een aanhanger van El Elyon en tegen de tijd dat de Hebreeërs na de vlucht uit Egypte hun tenten hadden opgeslagen rond de berg Sinaï, had hij een nieuw, uitgebreid begrip van de Godheid geformuleerd (ontleend aan al zijn eerdere overtuigingen), hetgeen hij wijselijk besloot aan zijn volk te verkondigen als een uitbreiding van hun begrip van hun oude stamgod Jahweh.

96:4.3

Mozes had getracht deze Bedouïnen het idee van El Elyon te onderrichten, maar nog vóór het vertrek uit Egypte was hij overtuigd geraakt dat zij deze leer nooit geheel zouden begrijpen. Daarom besloot hij weloverwogen tot het compromis om de woestijn-stamgod van zijn volgelingen te aanvaarden als hun ene en enige god. Mozes onderrichtte niet specifiek dat andere volken en naties geen andere goden mochten hebben, maar hij hield wel vastbesloten vol dat Jahweh boven deze allen stond, in het bijzonder voor de Hebreeërs. Maar hij werd steeds gekweld door de lastige situatie dat hij dit nieuwe, hogere idee van de Godheid aan deze onwetende slaven trachtte aan te bieden onder het mom van de oude term Jahweh, die altijd gesymboliseerd was geweest door het gouden kalf van de Bedouïnenstammen.

96:4.4

Het feit dat Jahweh de god van de vluchtende Hebreeërs was, verklaart waarom zij zo lang voor de heilige berg Sinaï talmden en waarom zij daar de Tien Geboden ontvingen, die Mozes afkondigde in de naam van Jahweh, de god van de Horeb. Gedurende dit langdurige verblijf voor de Sinaï werden de godsdienstige ceremoniën van de zich nieuw ontwikkelende Hebreeuwse eredienst verder vervolmaakt.

96:4.5

Het ziet er niet naar uit de Mozes er ooit in zou zijn geslaagd zijn enigszins vooruitstrevende ceremoniële eredienst in te stellen en zijn volgelingen een kwart eeuw lang intact te houden, als de Horeb gedurende de derde week dat zij zich in aanbidding aan zijn voet ophielden, niet tot een hevige uitbarsting was gekomen. ‘De berg van Jahweh ging in vuur op en de rook daarvan steeg op als de rook van een oven en de gehele berg beefde zeer.’ Gezien deze ramp is het niet verbazingwekkend dat Mozes zijn broeders de leer kon inprenten dat hun God ‘groot en vreselijk, een verterend vuur, geducht en almachtig’ was.

96:4.6

Mozes verkondigde dat Jahweh de Here God van Israel was die de Hebreeërs had gekozen als zijn uitverkoren volk; hij was bezig een nieuwe natie op te bouwen en wijselijk nationaliseerde hij zijn religieuze leringen en vertelde hij zijn volgelingen dat Jahweh een harde leermeester was, een ‘jaloerse God.’ Niettemin trachtte hij ook hun begrip van goddelijkheid te vergroten toen hij hun onderrichtte dat Jahweh de ‘God der geesten van alle vlees’ was en toen hij zei: ‘De eeuwige God is uw toevlucht en onder u zijn de eeuwige armen.’ Mozes onderrichtte dat Jahweh een God was die zijn verbond gestand deed; dat hij ‘u niet zal verlaten, noch verderven, want de Heer heeft u lief en zal niet vergeten het verbond met uw vaderen, dat hij hun onder ede bevestigd heeft.’

96:4.7

Mozes deed een heroïsche poging om Jahweh te verheffen tot de waardigheid van een oppermachtige Godheid door hem voor te stellen als de ‘God van waarheid en zonder ongerechtigheid, juist en gerechtigd in al zijn wegen.’ En toch maakte het beperkte begripsvermogen van zijn volgelingen het noodzakelijk om, ondanks dit verheven onderricht, over God te spreken alsof hij naar ’s mensen beeld was, onderworpen aan buien van boosheid, woede en gestrengheid, ja wraakzuchtig en licht te beïnvloeden door het gedrag van de mens.

96:4.8

In het onderricht van Mozes werd Jahweh, deze tribale natuurgod, de Here God van Israel, die hen volgde door de wildernis en zelfs tot in de ballingschap, waar hij weldra werd voorgesteld als de God van alle volkeren. De latere gevangenschap die de Joden in Babylon knechtte, betekende uiteindelijk de bevrijding van het evoluerende begrip van Jahweh, zodat het de monotheïstische rol van de God van alle naties op zich kon nemen.

96:4.9

Het uitzonderlijkste en verbazingwekkendste aspect van de religieuze geschiedenis van de Hebreeërs betreft deze ononderbroken evolutie van het begrip van de Godheid, van de primitieve god van de berg Horeb, via de onderrichtingen van hun successieve geestelijke leiders, tot het hoge ontwikkelingsniveau dat wordt uitgebeeld in de leringen ten aanzien van de Godheid van de Jesaja’s die de schitterende idee van de liefhebbende, barmhartige Schepper-Vader verkondigden.


◄ 96:3
 
96:5 ►