◄ 95:1
Verhandeling 95
95:3 ►

Het onderricht van Melchizedek in de Levant

2. De vroege Egyptische godsdienst

95:2.1

Het oorspronkelijke onderricht van Melchizedek schoot werkelijk het diepste wortel in Egypte, en van hieruit verbreidde het zich later door Europa. De evolutionaire religie van het Nijldal werd periodiek verdiept doordat er superieure families der Noditische, Adamische en latere Anditische volken uit de vallei van de Eufraat arriveerden. Van tijd tot tijd waren vele bestuursambtenaren in Egypte Sumerisch. Zoals India in die dagen de grootste vermenging der wereldrassen huisvestte, zo bevorderde Egypte het sterkst vermengde type religieuze filosofie dat op Urantia te vinden was, en vanuit het Nijldal breidde deze zich uit in vele windstreken. De Joden kregen hun idee omtrent de schepping van de wereld grotendeels van de Babyloniërs, maar de voorstelling van de goddelijke Voorzienigheid ontleenden zij aan de Egyptenaren.

95:2.2

Het waren politieke en morele tendensen, veeleer dan filosofische of religieuze, die Egypte gunstiger deden reageren op het onderricht uit Salem dan Mesopotamië. Ieder stamhoofd in Egypte trachtte wanneer hij de troon had veroverd, zijn dynastie voort te zetten door zijn stamgod als de oorspronklelijke godheid en schepper van alle andere goden uit te roepen. Op deze manier raakten de Egyptenaren geleidelijk gewend aan het idee van een supergod, hetgeen een gemakkelijk overgang betekende naar de latere leer van een universele schepper-Godheid. De idee van het monotheïsme flakkerde in Egypte vele eeuwen heen en weer, waarbij het geloof in één God aldoor terrein won, maar nooit geheel de evoluerende denkbeelden van het polytheïsme wist te overheersen.

95:2.3

Eeuwenlang waren de Egyptenaren gewoon geweest natuurgoden te vereren: om precies te zijn had elk van de veertig afzonderlijke stammen een speciale groepsgod, de ene de stier, de volgende de leeuw, de derde de ram, en zo voorts. Nog vroeger waren dit totem-stammen geweest, die zeer veel op de Amerikaanse Indianen leken.

95:2.4

In de loop der tijd merkten de Egyptenaren dat lijken die in graven zonder baksteen werden gelegd, geconserveerd—gebalsemd—werden door de werking van het met soda doordrongen zand, terwijl de lichamen die in bakstenen grafkelders werden begraven, tot ontbinding overgingen. Deze waarnemingen leidden tot de experimenten die resulteerden in de latere praktijk van het balsemen van de doden. De Egyptenaren geloofden dat het conserveren van het lichaam de overgang naar het toekomstige leven vergemakkelijkte. Opdat het individu in de verre toekomst, na het verval van het lichaam, toch naar behoren zou kunnen worden geïdentifeerd, plaatsten zij met het lijk een grafbeeld in de tombe en sneden een beeltenis uit op de doodskist. Door het maken van deze grafbeelden werden er in de Egyptische kunst grote vorderingen gemaakt.

95:2.5

Eeuwenlang stelden de Egyptenaren hun vertrouwen in graftomben als bescherming van het lichaam en als verzekering van het aangename voortbestaan na de dood dat daaruit zou volgen. De latere ontwikkeling van magische praktijken die weliswaar het leven van de wieg tot het graf belastten, verloste hen op hoogst effectieve wijze van de religie van de tomben. De priesters plachten op de doodskisten magische teksten te schrijven, waarvan men geloofde dat ze ‘een mens beschermden tegen het wegnemen van zijn hart in de onderwereld.’ Weldra werd een gevarieerde verzameling van deze magische teksten gebundeld en bewaard als het Dodenboek. Maar in het Nijldal raakte magisch ritueel reeds vroeg verweven met de gebieden van het geweten en het ka- rakter, in een mate die in de rituelen van die dagen niet vaak werd bereikt. En daarna verliet men zich liever op deze ethische en morele idealen voor zijn verlossing, dan op doorwrochte tomben.

95:2.6

De soorten bijgeloof van deze dagen worden goed geïllustreed door het algemeen voorkomend geloof in de werkzaamheid van speeksel als geneesmiddel, een idee dat ontstond in Egypte en zich vandaar door Arabië en Mesopotamië verbreidde. In de legendarische strijd van Horus met Set verloor de jonge god zijn oog, maar nadat Set overwonnen was, werd dit oog hersteld door de wijze god Toth, die op de wond spoog zodat deze genas.

95:2.7

De Egyptenaren geloofden lange tijd dat de sterren die in de nachtelijke hemel fonkelden, de overlevende zielen van notabele doden waren; andere overlevenden, dachten zij, werden in de zon opgenomen. Gedurende een bepaalde periode werd de verering van de zon een vorm van voorouderverering. De hellende ingangsweg tot de grote pyramide wees recht naar de poolster, zodat de ziel van de koning wanneer zij tevoorschijn kwam, regelrecht kon opstijgen naar de stationaire, vastgestelde constellaties van de vaste sterren, het veronderstelde verblijf van de koningen.

95:2.8

Wanneer de mensen de schuine stralen van de zon door een opening in de wolken tot de aarde zagen doordringen, geloofden zij dat deze stralen betekenden dat er een hemelse trap werd neergelaten waarlangs de koning en andere rechtvaardige zielen konden opstijgen. ‘Koning Pepi heeft zijn schittering neergezet als een trap onder zijn voeten waarlangs hij kan opstijgen naar zijn moeder.’

95:2.9

Toen Melchizedek in het vlees verscheen, hadden de Egyptenaren een religie die ver verheven was boven die van de volken die hen omringden. Zij geloofden dat wanneer een van het lichaam gescheiden ziel naar behoren gewapend was met magische formules, zij de kwade geesten die tussenbeide trachtten te komen, kon vermijden en de rechtzaal van Osiris kon bereiken, waar zij, mits onschuldig aan ‘moord, beroving, valsheid, overspel, diefstal en zelfzucht’ zou worden toegelaten tot de rijken van gelukzaligheid. Indien deze ziel in de weegschaal werd gewogen en te licht bevonden, zou zij naar de hel verwezen worden, naar de Verslindster. En dit was, vergeleken met de vormen van geloof van vele omringende volken, een relatief vooruitstrevende opvatting van een toekomstig leven.

95:2.10

Het idee dat er in het hiernamaals een oordeel wordt uitgespoken over de zonden die men in het leven in het vlees op aarde begaat, kwam vanuit Egypte in de Hebreeuwse theologie terecht. Het woord oordeel komt slechts eenmaal voor in het hele boek der Hebreeuwse Psalmen, en die speciale psalm is door een Egyptenaar geschreven.


◄ 95:1
 
95:3 ►