In Tibet wordt de vreemdste verbinding aangetroffen van de onderrichtingen van Melchizedek gecombineerd met Boeddhisme, Hindoeïsme, Taoïsme en Christendom. Toen de Boeddhistische zendelingen Tibet binnenkwamen, stuitten zij op een toestand van primitieve barbarij die veel leek op wat de eerste Christelijke zendelingen aantroffen bij de noordelijke stammen in Europa.
Deze eenvoudige Tibetanen wilden hun oude magie en tovermiddelen niet geheel opgeven. Een onderzoek van de religieuze ceremoniën van de hedendaagse Tibetaanse rituelen onthult een uit zijn kracht gegroeide broederschap van priesters met geschoren hoofden, die een uitgebreid ritueel uitvoeren dat klokken, gezangen, wierook, processies, rozekransen, beelden, toverspreuken, afbeeldingen, heilig water, schitterende gewaden en uitgebreide zangkoren omvat. Zij hebben rigide dogma’s en gestolde credo’s, mystieke riten en speciale vasten. Hun hierachie omvat monniken, nonnen, abten en de Grote Lama. Zij bidden tot engelen, heiligen, een Heilige Moeder, en de goden. Zij biechten en geloven in het vagevuur. Hun kloosters zijn groot en hun kathedralen zijn prachtig. Hun heilige rituelen worden eindeloos herhaald en zij geloven dat zulke ceremoniën verlossing schenken. Gebeden worden aan een wiel gebonden, en zij geloven dat hun smeekbeden werkzaam worden als het wiel draait. Bij geen enkel ander volk in de moderne tijd wordt er zoveel uit verschillende religies nageleefd, en het is onvermijdelijk dat zo’n cumulatieve liturgie buitensporig drukkend en onverdraagzaam zwaar wordt.
De Tibetanen bezitten iets van alle belangrijke religies van de wereld, behalve de eenvoudige leringen van het evangelie van Jezus: zoonschap bij God, broederschap met de mensen, en immer opgaand burgerschap in het eeuwige universum.