◄ 91:1
Verhandeling 91
91:3 ►

De evolutie van het gebed

2. Het evoluerende gebed

91:2.1

De eerste gebeden waren niet meer dan onder woorden gebrachte wensen, de uitdrukking van oprechte verlangens. Het gebed werd vervolgens een techniek om de medewerking der geesten te verkrijgen. En daarna bereikte het de hogere functie van het bijstaan van de religie bij de instandhouding van alle waarden die de moeite waard waren.

91:2.2

Zowel het gebed als de magie ontstonden ten gevolge van de aanpassingsreacties van de mens op de omgeving van Urantia. Maar afgezien van deze geabstraheerde verwantschap, hebben zij weinig gemeen. Het gebed is altijd een teken van positieve actie van het biddende ego geweest; het is altijd psychisch geweest en soms geestelijk. De magie is gewoonlijk een poging geweest om de werkelijkheid te manipuleren zonder dat het ego van de manipulator, de beoefenaar van de magie, erdoor werd beroerd. Hoewel ze onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan, zijn magie en gebed in hun latere ontwikkelingsfasen dikwijls nauw met elkaar verbonden geweest. Door het nastreven van hogere doelen heeft de magie zich soms van het niveau van toverformules, via rituelen en bezweringen, verheven tot de drempel van waarachtig gebed. Het bidden is soms zo materialistisch geworden, dat het ontaard is in een pseudo-magische techniek om zich de inspanning te besparen die vereist is om de problemen van Urantia op te lossen.

91:2.3

Toen de mens leerde dat het gebed de goden niet kon dwingen, werd het meer een smeekbede, een vragen om gunsten. Het meest waarachtige gebed is echter in werkelijkheid een intieme omgang tussen de mens en zijn Schepper.

91:2.4

Wanneer het idee van het offer bij een godsdienst optreedt, doet het zonder uitzondering afbreuk aan de uitwerking van het ware gebed, in de zin dat de mensen dan trachten offeranden van materiële bezittingen in de plaats te stellen van het offer van hun eigen geconsacreerde wil aan het doen van de wil van God.

91:2.5

Wanneer de religie wordt ontdaan van een persoonlijke God, gaan de gebeden van zo’n religie over naar de niveaus van de theologie en de filosofie. Wanneer het hoogste Godsbegrip van een godsdienst een onpersoonlijke Godheid is, zoals in het pantheïstisch idealisme, verschaft dit weliswaar de grondslag voor bepaalde vormen van mystieke gemeenschap, maar blijkt het noodlottig voor de kracht van het ware gebed, dat altijd staat voor de gemeenschap van de mens met een persoonlijk, hoger wezen.

91:2.6

In de eerste perioden van de evolutie van het menselijk ras en zelfs nu nog, is het gebed in de dagelijkse ervaring van de gemiddelde sterveling grotendeels een verschijningsvorm van de omgang van de mens met zijn eigen onderbewustzijn. Er is echter ook een domein van het gebed waar de intellectueel alerte en geestelijk vooruitstrevende mens in mindere of meerdere mate contact bereikt met de bovenbewuste niveaus van het menselijke denken, het domein van de inwonende Gedachtenrichter. Bovendien bestaat er een duidelijke geestelijke fase van het ware gebed, die te maken heeft met de ontvangst en erkenning ervan door de geestelijke krachten van het universum en die geheel verschilt van alle menselijke, verstandelijke omgang.

91:2.7

Het gebed draagt in hoge mate bij tot de ontwikkeling van het religieuze gevoel van een evoluerend menselijk bewustzijn. Het is een machtige invloed, welks werking de isolatie van de persoonlijkheid voorkomt.

91:2.8

Het gebed is de enige techniek die is verbonden met de natuurlijke religies uit de evolutie van de soort en eveneens deel uitmaakt van de experiëntiële waarden der hogere religies van ethische uitmuntendheid, de openbaringsgodsdiensten.


◄ 91:1
 
91:3 ►