Het bezweren van geesten was een zeer precieze en hoogst ingewikkelde procedure, vergelijkbaar met tegenwoordige kerkelijke rituelen die in een oude taal worden uitgevoerd. Het menselijk ras zocht reeds vroeg naar bovenmenselijke hulp, naar openbaring, en de mensen geloofden dat de sjamaan werkelijk zulke openbaringen ontving. Hoewel de sjamanen in hun werk de grote kracht van suggestie aanwendden, was het bijna altijd negatieve suggestie; pas in de allerlaatste tijd wordt de techniek van positieve suggestie gebruikt. In de vroege ontwikkelingsfase van hun beroep begonnen de sjamanen zich te specialiseren in taken als het regenmaken, het genezen van ziekten en het onthullen van misdaden. Het genezen van ziekten was evenwel niet de belangrijkste functie van een sjamaan-medicijnman; deze bestond veeleer uit het kennen en bedwingen van de gevaren van het leven.
De oude zwarte kunst, zowel de religieuze als de wereldse, werd witte kunst genoemd als hij door priesters, zieners, sjamanen of door medicijnmannen werd toegepast. De beoefenaars van de zwarte kunst werden tovenaars, magiërs, wonderdoeners, heksen, wichelaars, dodenbezweerders, geestenbezweerders en waarzeggers genoemd. Na verloop van tijd werd al dergelijk beweerd contact met het bovennatuurlijke geklassificeerd als ofwel tovenarij, of als sjamanendom.
Hekserij omvatte de magie die door vroegere, grillige en onherkende geesten werd bedreven; het sjamanendom had met wonderen te maken die door gewone geesten en erkende stamgoden werden verricht. Later werd de heks met de duivel in verband gebracht en zo werd de weg bereid voor de vele betrekkelijk recente uitingen van religieuze onverdraagzaamheid. Hekserij was bij vele primitieve stammen een religie.
De sjamanen geloofden sterk dat het toeval de opdracht had om de wil van de geesten te openbaren en zij wierpen regelmatig het lot om tot besluiten te komen. Dat deze neiging tot loten in de moderne tijd nog steeds voortleeft, wordt niet alleen geïllustreerd door de vele kansspelen, maar ook door de welbekende ‘aftelrijmpjes.’ Ooit moest de afgetelde persoon sterven; nu is hij ‘hem’ alleen maar in een kinderspel. Wat voor de primitieve mens een ernstige zaak was, is blijven bestaan als vermaak voor het moderne kind.
De medicijnmannen stelden groot vertrouwen in wonderen en voortekens, zoals ‘Zodra ge het geluid van ritselen hoort in de toppen der balsemstruiken, haast u dan.’ Reeds zeer vroeg in de geschiedenis van de mensheid richtten de sjamanen hun aandacht op de sterren. De primitieve astrologie werd overal ter wereld geloofd en toegepast; het verklaren van dromen was eveneens algemeen verbreid. Dit alles werd spoedig gevolgd door het optreden van de temperamentvolle vrouwelijke sjamanen, die beweerden met de geesten van de gestorvenen te kunnen communiceren.
Hoewel hun oorsprong in de oudheid ligt, zijn de regenmakers of weersjamanen door alle eeuwen heen blijven bestaan. Een ernstige droogte betekende voor de eerste landbouwers de dood; de beheersing van het weer was het doelwit van veel oude magie. Voor de geciviliseerde mens is het weer nog steeds een algemeen onderwerp van gesprek. De oude volken geloofden alle in de macht van de sjamaan als regenmaker, maar het was gebruikelijk hem te doden als zijn pogingen mislukten, tenzij hij daarvoor een aannemelijk excuus kon aanvoeren.
Telkens weer werden de astrologen door de Caesars verbannen, maar zij keerden steevast terug, omdat het volk in hun krachten geloofde. Zij konden niet worden uitgedreven en zelfs in de zestiende eeuw na Christus waren de leiders van de westerse kerk en staat nog bevorderaars van de astrologie. Duizenden zogenaamde intelligente mensen geloven nog steeds dat iemand onder een gelukkig of ongelukkig gesternte kan worden geboren of dat de juxtapositie van de hemellichamen de uitkomst van verscheidene aardse ondernemingen bepaalt. Waarzeggers worden nog steeds door lichtgelovigen bezocht.
De Grieken geloofden in de doeltreffendheid van raadgevingen van orakels, de Chinezen gebruikten magie als bescherming tegen demonen, het sjamanisme bloeide in India en het houdt in Centraal-Azië nog steeds openlijk stand. In een groot deel van de wereld is het een gebruik dat pas kort geleden is opgegeven.
Zo nu en dan stonden er ware profeten en leraren op om het sjamanisme te hekelen en te ontmaskeren. Zelfs de verdwijnende rode mensen hadden in de afgelopen honderd jaar zo’n profeet, de Shawnee Tenskwatawa, die de verduistering van de zon in 1808 voorspelde en de ondeugden van de blanke mens hekelde. In de lange eeuwen der evolutionaire geschiedenis zijn er vele ware leraren opgetreden bij de verschillende stammen en volken. En zij zullen in iedere tijd blijven opstaan om de sjamanen en priesters ter verantwoording te roepen die zich verzetten tegen algemeen onderwijs en trachten de vooruitgang der wetenschap tegen te houden.
Op vele wijzen en door slinkse methoden vestigden de oude sjamanen hun naam als stemmen Gods en voogden namens de voorzienigheid. Zij besprenkelden de pasgeborenen met water en schonken hun namen, zij besneden de jongetjes. Zij hadden de leiding bij alle begrafenisplechtigheden en deelden ten gepasten tijd mede dat de gestorvene veilig in het rijk der geesten was aangekomen.
De sjamanistische priesters en medicijnmannen werden vaak zeer rijk door de aanwas van hun verscheidene honoraria die bestonden uit zogenaamde offergaven aan de geesten. Niet zelden vergaarde een sjamaan praktisch alle materiële rijkdom van zijn stam voor zichzelf. Bij de dood van een rijk man was het gebruikelijk zijn bezit gelijkelijk te verdelen tussen de sjamaan en een publieke zaak of liefdadige organisatie. Deze gewoonte bestaat nog steeds in sommige streken in Tibet, waar de helft van de mannelijke bevolking tot deze klasse van niet-werkenden behoort.
De sjamanen kleedden zich goed en hadden doorgaans een aantal vrouwen: zij vormden de oorspronkelijke aristocratie, want zij waren vrijgesteld van alle beperkingen die de stam kende. Hun verstandelijke vermogens en zeden waren dikwijls van zeer laag niveau. Zij hielden hun rivalen in toom door hen als heksen of tovenaars te bestempelen en zij stegen zeer vaak op tot dusdanig invloedrijke, machtige posities, dat zij in staat waren de stamhoofden en koningen te overheersen.
De primitieve mens beschouwde de sjamaan als een noodzakelijk kwaad; hij vreesde hem, maar hield niet van hem. De vroege mens had eerbied voor kennis; hij vereerde en beloonde wijsheid. De sjamaan was meestal een bedrieger, maar de diepe eerbied voor het sjamanisme illustreert heel goed de hoge waarde die in de evolutie van de mensheid aan wijsheid werd gehecht.