De moderne opvattingen over het vroege kannibalisme zijn volkomen verkeerd: kannibalisme hoorde tot de zeden der vroege samenleving. Terwijl kannibalisme door de moderne beschaving van oudsher verschrikkelijk wordt gevonden, maakte het deel uit van de sociale en religieuze structuur van de primitieve samenleving. De praktijk van het kannibalisme werd opgelegd door de belangen van de groep. Het ontstond onder de drang van nooddruft en hield stand door de slavernij van bijgeloof en onwetendheid. Het was een sociale, economische, religieuze en militaire gewoonte.
De vroege mens was een kannibaal: hij hield van de smaak van mensenvlees en daarom offerde hij het als spijsoffer aan de geesten en aan zijn primitieve goden. Aangezien schimgeesten niet anders dan mensen waren die een verandering hadden ondergaan, en aangezien voedsel ’s mensen grootste behoefte was, moest voedsel eveneens wel de grootste behoefte van geesten zijn.
Kannibalisme kwam eens nagenoeg algemeen voor bij de evoluerende rassen. De Sangiks waren allen kannibaals, maar de Andonieten aanvankelijk niet, evenmin als de Nodieten en Adamieten; ook de Andieten niet, totdat zij zich sterk met de evolutionaire rassen hadden vermengd.
De smaak van mensenvlees bevalt steeds meer. Als de mens er eenmaal door honger, vriendschap, wraakzucht of een godsdienstig ritueel mee begonnen is, breidt het eten van mensenvlees zich uit tot de gewoonte van kannibalisme. Het eten van mensen is ontstaan door voedselschaarste, hoewel dit zelden de grondoorzaak is geweest. De Eskimo’s en de eerste Andonieten waren echter zelden kannibaals, behalve in tijden van hongersnood. De rode mensen, vooral in Centraal-Amerika, waren wel kannibalen. Ooit was het een algemeen gebruik bij primitieve moeders om hun eigen kinderen te doden en op te eten, teneinde hun in de zwangerschap verloren krachten te herwinnen, en in Queensland wordt het eerste kind nog vaak op deze wijze gedood en verslonden. De laatste tijd hebben veel Afrikaanse stammen weloverwogen hun toevlucht genomen tot kannibalisme als een oorlogsmaatregel, een soort schrikaanjaging waarmee hun naburen geterroriseerd kunnen worden.
Sommige vormen van kannibalisme zijn voortgevloeid uit de degeneratie van rassen die eens superieur waren, maar het was het meest gangbaar bij de evolutionaire rassen. Het eten van mensenvlees kwam op in de tijd dat de mensen intense, bittere emoties ondergingen ten opzichte van hun vijanden. Het eten van mensenvlees werd een onderdeel van een plechtige ceremonie van wraak; men geloofde dat de geest van een vijand op deze manier kon worden vernietigd of samengesmolten met die van de eter. Men geloofde ooit op wijde schaal dat tovenaars hun macht kregen door het eten van mensenvlees.
Bepaalde groepen menseneters plachtten alleen leden van hun eigen stam te eten, een pseudo-geestelijke vorm van inteelt die, naar men dacht, de solidariteit van de stam intenser maakte. Zij aten echter uit wraak ook vijanden, in de gedachte dat zij zich zo de kracht van hun vijanden konden toeëigenen. Het werd als een eer beschouwd voor de ziel van een vriend of een stamlid wanneer zijn lichaam werd opgegeten, terwijl het voor een vijand niet meer dan een billijke straf was om zo verslonden te worden. Het verstand van de primitieve mens maakte er geen aanspraak op consequent te zijn.
Bij sommige stammen plachtten bejaarde ouders te trachten door hun kinderen te worden opgegeten, terwijl het bij anderen de gewoonte was zich van het eten van naaste verwanten te onthouden: hun lichamen werden verkocht of geruild voor die van vreemdelingen. Er bestond een aanzienlijke handel in vrouwen en kinderen die vetgemest werden om geslacht te worden. Als het bevolkingsaantal niet door ziekte of oorlog werd beperkt, werd het overschot zonder plichtplegingen opgegeten.
Het kannibalisme is geleidelijk aan nagenoeg verdwenen door de volgende invloeden:
1. Soms werd het een gemeenschapsceremonie, waarbij men collectief de verantwoordelijkheid voor het opleggen van de doodstraf aan een stamgenoot op zich nam. De bloedschuld houdt op een misdaad te zijn wanneer er door allen, de gemeenschap, in wordt gedeeld. Het laatste kannibalisme in Azië bestond uit dit opeten van terechtgestelde misdadigers.
2. Het werd reeds zeer vroeg een religieus ritueel, maar de toename van vrees voor geesten leidde niet altijd tot een vermindering van het opeten van mensen.
3. Uiteindelijk ontwikkelde het zich tot het punt waarbij alleen bepaalde delen of organen van het lichaam werden gegeten, die delen waarvan men dacht dat ze de ziel of delen van de geest bevatten. Het drinken van bloed werd algemeen en het was gebruikelijk de ‘eetbare’ delen van het lichaam met medicijnen te vermengen.
4. Het werd beperkt tot de mannen: het werd vrouwen verboden mensenvlees te eten.
5. Vervolgens werd het beperkt tot de stamhoofden, priesters en sjamanen.
6. Daarna werd het bij de hoger ontwikkelde stammen taboe. Het taboe op het eten van mensenvlees had zijn oorsprong in Dalamatia en verspreidde zich langzaam over de wereld. De Nodieten bevorderden het cremeren van de doden als een middel tot bestrijding van het kannibalisme, aangezien het eens algemeen gebruikelijk was om reeds begraven lichamen op te graven en op te eten.
7. Het offeren van mensen luidde de doodsklok voor het kannibalisme. Toen mensenvlees eenmaal voedsel voor de voornamere mannen, de stamhoofden, was geworden, werd het tenslotte gereserveerd voor de nog hogere geesten; zo werd het kannibalisme in feite een halt toegeroepen door het opdragen van mensenoffers, behalve bij de laagst ontwikkelde stammen. Toen de invoering van mensenoffers overal had plaatsgevonden, werd het eten van mensen taboe; mensenvlees was alleen voedsel voor de goden en de mens kon slechts een klein ceremoniëel stukje tot zich nemen, een sacrament.
Tenslotte werden dieren algemeen als plaatsvervangers gebruikt voor offerdoeleinden, en zelfs bij meer achterlijke stammen liep het eten van mensen sterk terug door het eten van honden. De hond was het eerste getemde dier en werd als zodanig en als voedsel zeer gewaardeerd.