De mensen in de oudheid hadden geen vertrouwen in liefde en beloften; zij meenden dat duurzame huwelijken gegarandeerd moesten worden door een of andere tastbare zekerheid, eigendom. Daarom werd de koopprijs van een vrouw beschouwd als een onderpand of waarborgsom, welke de echtgenoot gedoemd was te verliezen in geval van scheiding of verlating. Als eenmaal de koopsom voor de bruid betaald was, stonden vele stammen toe dat het brandmerk van de echtgenoot op haar werd aangebracht. Afrikanen kopen nog steeds hun vrouwen. Een vrouw die men uit liefde trouwt, of de vrouw van de blanke man, vergelijken zij met een kat, omdat zij niets kost.
De tentoonstellingen van de bruiden waren gelegenheden om de dochters op te doffen en te versieren om hen in het openbaar te vertonen, met het idee dat zij als echtgenoten hogere prijzen zouden opbrengen. Maar zij werden niet verkocht als dieren—bij de latere stammen was zo’n vrouw niet overdraagbaar. Ook was haar koop niet altijd alleen maar een hardvochtige geldelijke transactie; dienstverlening stond bij het kopen van een vrouw gelijk aan geld. Indien een overigens wenselijke man niet in staat was voor zijn vrouw te betalen, kon hij door de vader van het meisje als zoon geadopteerd worden en dan trouwen. En als een arme man een vrouw wenste en de door een inhalige vader verlangde prijs niet kon voldoen, plachten de oudsten van de stam vaak druk op de vader uit te oefenen zodat hij zijn eisen matigde, of anders vond er ook wel een schaking plaats.
Toen de beschaving voortschreed, vonden vaders het niet aangenaam de schijn op zich te laden dat zij hun dochters verkochten, en hoewel ze voortgingen de koopprijs voor de bruid te accepteren, voerden zij daarom de gewoonte in om het paar kostbare geschenken te geven die ongeveer dezelfde waarde hadden als de koopsom. En toen er later een einde kwam aan het betalen voor een bruid, werden deze geschenken de bruidsschat.
De bedoeling van een bruidsschat was het kenbaar maken van de onafhankelijkheid van de bruid en het doen weten dat men ver verwijderd was van de tijden toen de vrouwen slavinnen waren en gezellinnen die men in eigendom had. Een man kon niet scheiden van een vrouw met een bruidsschat zonder volledige terugbetaling van de bruidsschat. Bij sommige stammen werd er, door de ouders van zowel de bruid als van de bruidegom, een wederzijdse waarborgsom betaald, die verbeurd werd in het geval de een de ander verliet; in werkelijkheid was dit een huwelijkscontract. In de overgangstijd tussen het kopen van bruiden en het betalen van bruidsschatten behoorden de kinderen, indien de vrouw was gekocht, aan de vader; was zij niet gekocht, dan behoorden zij aan de familie van de vrouw.