Terwijl de biologische evolutie in steeds stijgende lijn is voortgegaan, verspreidde veel van de culturele evolutie zich vanuit de vallei van de Eufraat in golven welke in de loop der tijd successievelijk zwakker werden, totdat tenslotte het gehele zuiver Adamische nageslacht was weggetrokken om de civilisaties van Azië en Europa te verrijken. De volken vermengden zich niet volledig, maar hun beschavingen raakten wel in belangrijke mate gemengd. Langzaam verspreidde er zich cultuur over de gehele wereld. En deze beschaving moet gehandhaafd en gecultiveerd worden, want er bestaan heden ten dage geen nieuwe cultuurbronnen, geen Andieten die de langzame voortgang van de evolutie der civilisatie kracht kunnen bijzetten en stimuleren.
De civilisatie die zich thans op Urantia ontwikkelt, is ontstaan uit en gebaseerd op de volgende factoren:
1. De natuurlijke omstandigheden. De aard en omvang van een materiële beschaving worden in hoge mate bepaald door de beschikbare natuurlijke hulpbronnen. Het klimaat, het weer en talrijke fysische omstandigheden zijn factoren in de evolutie van de civilisatie.
Bij de aanvang van het tijdvak der Andieten bestonden er slechts twee uitgestrekte en vruchtbare open jachtgebieden in de gehele wereld. Het ene lag in Noord-Amerika en was het terrein van de Amerikaanse Indianen; het andere lag ten noorden van Turkestan en werd voor een deel bewoond door een Andonisch-geel volk. De beslissende factoren in de evolutie van een superieure cultuur in Zuidwest-Azië waren het ras en het klimaat. De Andieten waren een nobel volk, maar de cruciale factor die de loop van hun beschaving bepaalde, was de toenemende droogte in Iran, Turkestan en Singkiang, welke hen dwong nieuwe, geavanceerde methoden uit te denken en toe te passen om hun levensonderhoud aan het steeds minder vruchtbare land te ontworstelen.
De configuratie van continenten en andere omstandigheden die te maken hebben met de formatie van het land, bepalen in sterke mate of een gebied vrede of oorlog kent. Zeer weinig Urantianen hebben ooit zo’n gunstige gelegenheid gehad om zich ononderbroken en ongehinderd te ontwikkelen als de volken van Noord-Amerika—praktisch alle kanten beschermd door enorme oceanen.
2. Kapitaalgoederen. Cultuur komt nooit tot ontwikkeling in armoedige omstandigheden; vrije tijd is onmisbaar voor de vooruitgang van de civilisatie. Een individuele mens kan een moreel en geestelijk waardevol karakter verwerven zonder materiële rijkdom, maar een culturele beschaving kan alleen voortkomen uit omstandigheden van materiële voorspoed die bevorderlijk zijn voor vrije tijd in combinatie met ambitie.
In primitieve tijden was het leven op Urantia een moeilijke en ernstige zaak. En om aan deze niet-aflatende strijd en dit eindeloos gezwoeg te ontkomen, had de mensheid steeds de neiging om naar het heilzame klimaat van de tropen af te zakken. Hoewel deze warmere woonstreken de intense strijd om het bestaan enigszins verlichtten, benutten de volken en stammen die op deze wijze verlichting zochten, zelden hun niet verdiende vrije tijd om de civilisatie vooruit te brengen. Sociale vooruitgang is onveranderlijk tot stand gebracht door de ideeën en plannen van die volken die door hun intelligente inspanningen leerden om met minder moeite en kortere werkdagen hun levensonderhoud aan de aarde te ontworstelen, en die zo in staat zijn geweest een welverdiende, nuttige marge van vrije tijd te genieten.
3. Wetenschappelijke kennis. De materiële aspecten van een civilisatie moeten altijd een zekere vermeerdering der wetenschappelijke gegevens afwachten. Lang na de ontdekking van pijl en boog en het gebruik van lastdieren, leerde de mens pas om gebruik te maken van wind en water, gevolgd door de toepassing van stoom en elektriciteit. Maar de werktuigen der civilisatie verbeterden wel langzaam. Het weven, het pottenbakken, het domesticeren van dieren en het bewerken van metalen werden gevolgd door een tijdperk van schrijf-en drukkunst.
Kennis is macht. Uitvindingen gaan altijd vooraf aan de versnelling van een wereldwijde culturele ontwikkeling. De wetenschap en de inventie profiteerden het allermeest van de drukpers, en de wisselwerking van al deze culturele en inventieve activiteiten heeft het tempo van de culturele ontwikkeling enorm opgevoerd.
De wetenschap leert de mens de nieuwe taal van de wiskunde te spreken en oefent zijn denken langs lijnen van veeleisende precisie. De wetenschap stabiliseert ook de filosofie door het elimineren van dwalingen, terwijl ze de religie zuivert door de vernietiging van bijge- loof.
4. Menselijke hulpbronnen. Mankracht is onmisbaar bij de verspreiding van een civilisatie. Onder gelijke omstandigheden zal een talrijk volk de civilisatie van een kleiner volk overheersen. Wanneer een volk niet tot een bepaald punt in aantal toeneemt, zal het zijn bestemming dan ook niet volledig kunnen verwerkelijken, maar er komt een punt in de bevolkingstoename waar verdere groei zelfmoord betekent. Bevolkingsgroei waarbij het optimum van de evenredige verhouding tussen bevolking en grondgebied wordt overschreden, betekent òf een verlaging van de levensstandaard òf een onmiddellijke uitbreiding van de territoriale grenzen door middel van vreedzame penetratie, of door militaire verovering, gewelddadige bezetting.
Gij zijt soms geschokt door de verwoestingen die oorlogen teweegbrengen, maar ge dient in te zien dat het voortbrengen van grote aantallen stervelingen noodzakelijk is om ruime gelegenheid te scheppen voor sociale en morele ontwikkeling; en als er een dergelijke vruchtbaarheid op een planeet ontstaat, doet het ernstige probleem van overbevolking zich al snel voor. De meeste bewoonde werelden zijn klein. Urantia is middelgroot, misschien iets onder de normale grootte. Een optimale stabilisatie van het bevolkingsaantal van een natie verhoogt de cultuur en voorkomt oorlog. En een wijze natie weet wanneer de groei moet eindigen.
Maar ook het continent dat het rijkst is aan natuurlijke afzettingen en de meest geavanceerde mechanische werktuigen, zal slechts weinig vooruitgang maken indien de intelligentie van zijn bevolking terugloopt. Kennis kan verkregen worden door onderwijs, maar wijsheid, die onmisbaar is voor werkelijke cultuur, kan slechts door ervaring worden verworven door mannen en vrouwen die van nature intelligent zijn. Zo’n volk is in staat door ervaring te leren; zo’n volk kan werkelijk wijs worden.
5. De effectiviteit der materiële hulpbronnen. Veel hangt af van de wijsheid die aan de dag wordt gelegd bij het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, van wetenschappelijke kennis, kapitaalgoederen en van menselijk potentiëel. De belangrijkste factor in de vroege civilisatie was de dwang die door wijze maatschappelijke meesters werd uitgeoefend; de primitieve mens kreeg de beschaving letterlijk door zijn superieure tijdgenoten opgedrongen. Goed georganiseerde en superieure minderheden hebben deze wereld grotendeels geregeeerd.
Macht maakt geen recht, maar macht maakt wel uit wat bestaat en wat in de historie heeft bestaan. Eerst kortgeleden heeft Urantia het punt bereikt waarop de samenleving bereid is de ethiek van macht en recht te bespreken.
6. De effectiviteit van de taal. De verbreiding van de civilisatie moet wachten op de ontwikkeling van de taal. Door levende, groeiende talen worden de verbreiding van het geciviliseerde denken en plannen verzekerd. In de vroegste tijden werden er belangrijke vorderingen gemaakt in de taal. Momenteel is er een grote behoefte aan verdere taalontwikkeling, om het evoluerende denken voldoende uitdrukkingsmogelijkheden te geven.
De taal ontwikkelde zich uit groepsverbanden, waarbij iedere plaatselijke groep zijn eigen systeem van het uitwisselen van woorden had. De taal groeide op via gebaren, tekens, kreten, nabootsende geluiden, intonatie en accent tot aan vocaliseren van latere alfabetten. De taal is het belangrijkste en nuttigste hulpmiddel van het menselijke denken, maar zij kwam pas tot bloei toen de sociale groepen over enige vrije tijd beschikten. De neiging om met de taal te spelen doet nieuwe woorden ontstaan—slang. Als de meerderheid het slang overneemt, wordt het door het gebruik tot taal. De oorsprong van dialecten wordt verduidelijkt door het naar hartelust genieten van ‘babytaal’ binnen een familiegroep.
Taalverschillen zijn altijd de grote hinderpaal geweest voor de verbreiding van de vrede. De verbreiding van een cultuur in een heel volk, over een continent of over een hele wereld moet worden voorafgegaan door het bedwingen van dialecten. Een universele taal bevordert de vrede, stelt de cultuur veilig en verhoogt het geluk. Zelfs wanneer de talen van een wereld tot enkele worden teruggebracht, beïnvloedt het beheersen van deze talen door de leidinggevende culturele volken in sterke mate het bereiken van wereldwijde vrede en welvaart.
Hoewel er op Urantia zeer weinig vooruitgang is geboekt bij het ontwikkelen van een internationale taal, is er wel veel bereikt door het tot stand brengen van internationale commerciële uitwisseling. Al deze internationale betrekkingen dienen te worden bevorderd, of zij nu de taal, de handel, kunst, wetenschap, sport of godsdienst betreffen.
7. De effectiviteit der mechanische apparaten. De vooruitgang der civilisatie staat in rechtstreeks verband met de ontwikkeling en het bezit van werktuigen, machines en distributiekanalen. Verbeterde werktuigen, ingenieuze en efficiënte machines, bepalen het voortbestaan van met elkaar wedijverende groepen in het strijdperk van de vorderende civilisatie.
In vroegere tijden was mankracht de enige energie die bij het bewerken van het land werd toegepast. Het was een lange worsteling om mensen te vervangen door ossen, aangezien de mensen hierdoor werkeloos werden. Sinds kort zijn machines begonnen de mens te vervangen en al dergelijke ontwikkelingen dragen rechtstreeks bij tot de vooruitgang van de samenleving, omdat zij mankracht vrijmaken voor het vervullen van meer waardevolle taken.
Door wijsheid geleide wetenschap kan de grote sociale bevrijder der mensen worden. Een tijd van mechanisatie kan alleen desastreus zijn voor een natie welks intellectuele peil te laag is om de wijze methoden en deugdelijke technieken te ontdekken waardoor het hoofd kan worden geboden aan de overgangsmoeilijkheden die ontstaan wanneer de werkgelegenheid plotseling op grote schaal verloren gaat als gevolg van het te snel uitvinden van nieuwe soorten werkbesparende machines.
8. Het karakter der fakkeldragers. Sociale erflating stelt de mens in staat op de schouders te staan van allen die hem zijn voorgegaan en in enig opzicht hebben bijgedragen aan de som der cultuur en kennis. Bij dit werk van het doorgeven van de culturele fakkel aan de volgende generatie, zal het huisgezin altijd de fundamentele instelling zijn. Daarna komen de terreinen van sport en spel en het sociale leven, met de school op de laatste plaats, maar even onmisbaar in een complexe en hoog georganiseerde samenleving.
Insecten worden volledig opgevoed en toegerust voor het leven geboren—maar dit is dan ook een zeer beperkt en zuiver instinctief bestaan. De menselijke zuigeling is bij zijn geboorte zonder vorming; daarom bezit de mens het vermogen om de evolutionaire loop der beschaving sterk te modificeren door invloed uit te oefenen op de vorming en opleiding van de jonge generatie.
De sterkste twintigste-eeuwse invloeden die bijdragen tot de bevordering van de civilisatie en de vooruitgang van de cultuur, zijn de opvallende toename van het reizen over de gehele wereld en de ongeëvenaarde verbeteringen in de methoden van communicatie. De vooruitgang in het onderwijs heeft echter geen gelijke tred gehouden met de zich uitbreidende sociale structuur, en evenmin heeft de moderne waardering voor ethiek zich in overeenstemming met de ontwikkelingen langs meer zuiver intellectuele en wetenschappelijke lijnen ontwikkeld. Bovendien is de moderne civilisatie tot stilstand gekomen wat betreft haar geestelijke ontwikkeling en de bescherming van de instelling van het gezin.
9. De idealen van de soort. De idealen van de ene generatie houwen de bedding uit van de bestemming van het directe nageslacht. De kwaliteit van de sociale fakkeldragers zal bepalen of de beschaving vooruit of achteruit gaat. De gezinnen, de kerken en de scholen van de ene generatie bepalen reeds van tevoren hoe het karakter van de volgende generatie zich zal ontwikkelen. De morele en geestelijke krachten van een volk of natie bepalen voor het grootste deel de snelheid waarmee de cultuur van die civilisatie zich zal ontwikkelen.
Idealen verheffen de bron van de rivier van de samenleving. En geen rivier komt ooit hoger dan zijn bron, ongeacht welke dwangmethode of richtinggevende controle er ook wordt aangewend. De stuwende kracht van zelfs de meest materiële aspecten van een culturele beschaving zetelt in de minst materiële verworvenheden der samenleving. Intelligentie kan het mechanisme van de civilisatie beheersen, de wijsheid kan er richting aan geven, maar geestelijk idealisme is de energie die de menselijke cultuur werkelijk verheft en haar van het ene niveau van verworvenheid naar het volgende tilt.
In het begin was het leven een strijd om het bestaan; thans gaat het om een zeker levenspeil; vervolgens zal het gaan om de kwaliteit van het denken, het komende aardse doel van het menselijk bestaan.
10. Coördinatie van specialisten. De civilisatie is enorm bevorderd door de reeds vroeg ontstane verdeling van de arbeid en de later daaruit voortvloeiende specialisatie. De civilisatie is thans afhankelijk van de doelmatige coördinatie van specialisten. Naargelang de samenleving zich uitbreidt, moet er een methode worden gevonden om de verschillende specialisten samen te brengen.
Er zullen steeds meer sociale, artistieke, technische en industriële specialisten komen en zij zullen steeds vakkundiger en bedrevener zijn. Deze verscheidenheid van bekwaamheid en ongelijksoortigheid van werkzaamheden zullen de menselijke samenleving tenslotte verzwakken en uiteen doen vallen indien er geen doeltreffende middelen tot coördinatie en samenwerking worden ontwikkeld. Maar de intelligentie die zo vindingrijk en gespecialiseerd kan zijn, zal zeker competent zijn om passende methoden te bedenken om alle problemen die het gevolg zijn van de snelle groei van de inventiviteit en het versnelde tempo van culturele ontwikkeling, te beheersen en te regelen.
11. Middelen tot het vinden van functies. Het volgende tijdperk van de sociale ontwikkeling zal belichaamd zijn in een betere, doeltreffender samenwerking en coördinatie van de steeds toenemende en zich uitbreidende specialisatie. Naargelang de arbeid steeds meer gediversifiëerd wordt, moeten er dan ook methoden worden ontwikkeld om mensen de weg te wijzen naar passend werk. Machines zijn niet de enige oorzaak van werkeloosheid bij de geciviliseerde volken van Urantia. De economische complexiteit en de gestage groei van de industriële en professionele specialisatie zijn mede factoren in de problemen van het vinden van plaatsen in het arbeidsproces.
Het is niet voldoende om mensen op te leiden voor werk; in een complexe samenleving moeten ook efficiënte methoden worden gevonden om functies voor hen te vinden. Alvorens burgers op te leiden in de zeer gespecialiseerde technieken om in hun levensonderhoud te voorzien, zouden zij geschoold dienen te worden in een of meerdere vormen van gewoon werk, vakken of beroepen die uitgeoefend zouden kunnen worden wanneer zij tijdelijk werkeloos zijn in hun gespecialiseerde vakgebied. Iedere civilisatie gaat ten onder wanneer zij langdurig grote groepen werkelozen moet onderhouden. Ten slotte zullen ook de beste burgers misvormd en gedemoraliseerd raken door het aanvaarden van steun uit de openbare schatkist. Zelfs particuliere liefdadigheid wordt schadelijk wanneer deze voor lange tijd aan lichamelijk gezonde burgers wordt bewezen.
Zo’n hoog gespecialiseerde samenleving zal niets moeten hebben van de ouderwetse, feodale gebruiken van de vroegere volken. Weliswaar kunnen vele algemene diensten op aanvaardbare en verdienstelijke wijze worden gesocialiseerd, maar hoog opgeleide en uiterst gespecialiseerde mensen kunnen het best bestuurd worden door een methode van intelligente samenwerking. Door gemoderniseerde coördinatie en broederlijke regulering zal men een vorm van samenwerking tot stand kunnen brengen die een langer leven is beschoren dan de oudere, meer primitieve methoden van communisme of dictatoriale regulerende instellingen die op macht berusten.
12. De bereidheid tot samenwerking. Een van de grote belemmeringen voor de vooruitgang van de menselijke samenleving is het conflict tussen de belangen en de welvaart van de grotere, meer gesocialiseerde menselijke groeperingen, en die van de kleinere, tegengesteld denkende, asociale verbanden van mensen, om maar niet te spreken van antisociaal denkende eenlingen.
Geen enkele nationale beschaving blijft lang bestaan tenzij haar onderwijsmethoden en godsdienstige idealen inspireren tot een hoge soort intelligent patriottisme en verknochtheid aan het eigen land. Zonder deze vorm van intelligent patriottisme en culturele solidariteit neigen alle naties ertoe uiteen te vallen tengevolge van provinciale naijver en plaatselijk eigenbelang.
Het instandhouden van een wereldomvattende beschaving is afhankelijk van mensen die leren in vrede en broederschap samen te leven. Zonder doeltreffende samenwerking loopt de industriële civilisatie risico’s door de gevaren van overspecialisatie: eentonigheid, kleingeestigheid en de neiging om wantrouwen en naijver op te wekken.
13. Effectief en wijs leiderschap. In de civilisatie hangt er zeer, zeer veel vanaf of de mensen bereid zijn op enthousiaste, effectieve wijze lasten op zich te nemen. Voor het optillen van een zware last zijn tien mannen weinig meer waard dan één, tenzij zij samen tillen—allen op hetzelfde moment. En dit teamwerk—sociale samenwerking—is afhankelijk van het leiderschap. De culturele civilisaties van het verleden en het heden zijn gebaseerd geweest op de intelligente samenwerking der burgers met wijze, vooruitstrevende leiders, en totdat de mens tot hogere niveaus evolueert, zal de civilisatie afhankelijk blijven van wijs en krachtig leiderschap.
Hoge civilisaties onstaan uit de scherpzinnige correlatie van materiële welvaart, intellectuele grootsheid, morele waardigheid, sociale intelligentie en kosmisch inzicht.
14. Sociale veranderingen. De samenleving is geen goddelijke instelling: zij is een verschijnsel van progressieve evolutie, en de ontwikkeling van een civilisatie wordt altijd vertraagd wanneer haar leiders te langzaam zijn in het aanbrengen van die veranderingen in de sociale organisatie, die van wezenlijk belang zijn om gelijke tred te kunnen houden met de wetenschappelijke ontwikkelingen van de tijd. Niettemin dienen zaken niet te worden veracht alleen omdat ze oud zijn, en geen idee dient onvoorwaardelijk te worden omhelsd alleen omdat het nieuw en modern is.
De mens moet niet bevreesd zijn om te experimenteren met de mechanismen van de samenleving. Maar deze avonturen in culturele aanpassing moeten altijd onder toezicht staan van degenen die volledig op de hoogte zijn van de geschiedenis der sociale evolutie, en deze vernieuwers moeten altijd worden geadviseerd door wijze mensen die praktische ervaring hebben op het gebied van de beoogde sociale en economische experimenten. Een grote sociale of economische verandering moet nooit plotseling in gang worden gezet. Tijd is van wezenlijk belang voor sociale aanpassing van alle soort—fysiek, sociaal en economisch. Alleen morele en geestelijke aanpassingen kunnen spontaan worden gemaakt, en zelfs hierbij moet er tijd voorbijgaan om de materiële en sociale repercussies hiervan volledig uit te werken. De idealen van het mensdom zijn de voornaamste stut en zekerheid in de kritieke perioden wanneer de civilisatie van het ene niveau overgaat naar het andere.
15. De preventie van de instorting der civilisatie in tussenperioden. De samenleving is de vrucht van eeuwenlang vallen en opstaan; zij is wat in stand is gebleven na de selectieve aanpassingen en heraanpassingen in de successieve stadia van de eeuwendurende opkomst van de mensheid uit dierlijke tot menselijke niveaus van planetaire status. Het grote gevaar voor iedere beschaving—op ieder moment—is de dreiging van instorting in de overgangsperiode van de vaste methoden van het verleden naar de nieuwe, betere, maar nog onbeproefde procedures van de toekomst.
Leiders zijn vitaal belang voor de vooruitgang. Wijsheid, inzicht en een vooruitziende blik zijn onmisbaar voor de duurzaamheid van naties. Een civilisatie loopt nooit werkelijk gevaar tenzij het bekwame leiderschap begint te verdwijnen. En er zijn nooit meer wijze leidersfiguren voorgekomen dan één procent van de bevolking.
Langs deze sporten van de evolutionaire ladder nu is de beschaving opgeklommen tot de positie waar de machtige invloeden in werking konden worden gesteld die zijn geculmineerd in de zich snel uitbreidende cultuur van de twintigste eeuw. En alleen door zich te houden aan deze essentiële punten, kan de mens hopen zijn huidige civilisaties in stand te kunnen houden terwijl hij zorgt voor hun verdere ontwikkeling en hun zekere voortbestaan.
Dit is de essentie van de zeer, zeer lange worsteling van de volkeren der aarde sinds het tijdperk van Adam om zich te civiliseren. De huidige cultuur is het netto-resultaat van deze veeleisende evolutie. Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst ging de vooruitgang betrekkelijk langzaam, aangezien de ene generatie niet zo snel kon profiteren van hetgeen de voorgaande had bereikt. Nu echter stort de menselijke samenleving zich vooruit door de stuwkracht van het opeengehoopte momentum van alle tijdperken door welke de civilisatie zich heen heeft geworsteld.
[Onder verantwoordelijkheid van een Aartsengel van Nebadon.]
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.