De vermenging van de Anditische veroveraars van India met de inheemse bevolking resulteerde ten slotte in het gemengde volk dat de Draviden werd genoemd. De vroegere en zuiverder Draviden bezaten een grote capaciteit voor culturele prestaties, doch deze nam af naarmate hun Anditische erfenis steeds verder verzwakte. En dit is wat de ontluikende civilisatie van India bijna twaalfduizend jaar geleden tot mislukking doemde. Maar de toevoeging van zelfs deze kleine hoeveelheid bloed van Adam veroorzaakte een opvallende versnelling van de sociale ontwikkeling. Dit vermengde ras bracht onmiddelijk de meest veelzijdige civilisatie voort die toen op aarde werd aangetroffen.
Niet lang na de verovering van India verloren de Dravidische Andieten het raciale en culturele contact met Mesopotamië, doch toen later de zeeroutes en karavaanwegen werden geopend, werden deze verbindingen hersteld en op geen enkel moment in de laatste tienduizend jaar heeft India ooit geheel het contact verloren met Mesopotamië in het westen, en China in het oosten, hoewel de bergbarrières het verkeer met het westen sterk begunstigden.
De hoogstaande cultuur en de godsdienstige neigingen van de volken van India dateren uit de eerste tijd van de Dravidische overheersing en zijn gedeeltelijk te danken aan het feit dat er, zowel bij de eerste invallen der Andieten als bij de latere Arische invasies veel Setitische priesters India binnen kwamen. De draad van monotheïsme die door de godsdienstige geschiedenis van India loopt, stamt aldus van de onderrichtingen der Adamieten in de tweede hof.
Reeds omstreeks 16.000 v. Chr. trok een groep van honderd Setitische priesters India binnen en bewerkstelligde een bijna complete religieuze verovering van de westelijke helft van dat veeltalige volk. Hun godsdienst hield echter geen stand. Binnen vijfduizend jaar waren hun leerstellingen over de Paradijs-Triniteit ontaard tot het drieënig symbool van de vuurgod.
Maar meer dan zevenduizend jaar lang, tot aan het einde van de migraties der Andieten, was de religieuze status van de bewoners van India veel hoger dan die van de rest van de wereld. In die tijd maakte India een goede kans om de belangrijkste culturele, religieuze, filosofische en commerciële civilisatie ter wereld voort te brengen. En als de Andieten geheel in de volken uit het zuiden zouden zijn ondergegaan, dan zou deze bestemming waarschijnlijk tot werkelijkheid zijn geworden.
De Dravidische cultuurcentra bevonden zich in de riviervalleien, voornamelijk die van de Indus en de Ganges, en in de Dekan langs de drie grote rivieren die door de Oost Ghats naar zee stromen. De vestigingen langs de zeekust van de West Ghats hadden hun prominentie te danken aan maritieme betrekkingen met Sumerië.
De Draviden behoorden tot de eerste volken die steden bouwden en zich op grote schaal bezig hielden met export- en importzaken, zowel te land als ter zee. Tegen 7000 v. Chr. maakten kameelkaravanen reeds regelmatig tochten naar het verre Mesopotamië; Dravidische schepen voeren langs de kust, over de Arabische Zee, totdat zij de Sumerische steden aan de Perzische Golf bereikten, en waagden zich over de wateren van de Golf van Bengalen tot in Oost-Indië. Een alfabet, samen met de schrijfkunst, werd door deze zeevaarders en kooplieden uit Sumerië geïmporteerd.
Deze handelsrelaties droegen in hoge mate bij tot een verdere diversificatie van de kosmopolitische cultuur, die uitliep op het reeds vroege verschijnen van veel van de verfijningen en zelfs luxe van het stedelijke leven. Toen de later opgekomen Ariërs India binnentrokken, herkenden zij in de Draviden niet hun Anditische verwanten die waren ondergegaan in de Sangik-rassen, maar zij troffen wel een ver ontwikkelde beschaving aan. Ondanks biologische beperkingen, stichtten de Draviden een superieure civilisatie. Deze was over geheel India verspreid en is tot de huidige tijd in de Dekan blijven bestaan.