◄ 78:7
Verhandeling 78
79:0 ►

Het violette ras na de tijd van Adam

8. De Sumeriërs—de laatsten der Andieten

78:8.1

Toen de biologische ruggegraat van de Mesopotamische civilisatie brak tengevolge van de laatste verstrooiing der Andieten, bleef een klein deel van dit superieure ras achter in hun geboorteland, dichtbij de mond der rivieren. Dit waren de Sumeriërs, die tegen 6000 v. Chr. qua afkomst grotendeels Anditisch waren geworden, hoewel hun cultuur een overwegend Noditisch karakter had en zij vasthielden aan de oude tradities van Dalamatia. Niettemin waren deze Sumeriërs uit de kustgebieden de laatste Andieten in Mesopotamië. De volken van Mesopotamië waren in deze latere tijd echter reeds door en door vermengd, zoals blijkt uit de typen schedels die in de graven uit dit tijdperk te vinden zijn.

78:8.2

Het was gedurende de tijd van deze overstromingen dat Susa een grote welvaart beleefde. De eerste, lager gelegen stad werd overstroomd, zodat de tweede, hoger gelegen stad de plaats innam van de lagere als centrum van de bijzondere kunstnijverheid van die tijd. Toen de overstromingen later minder werden, werd Ur het centrum van de aardewerkindustrie. Ongeveer zevenduizend jaar geleden lag Ur aan de Perzische Golf; het land is sindsdien door het rivierslib uitgebreid tot de huidige kust. Deze nederzettingen hadden minder van de overstromingen te lijden door betere beheersingsinstallaties en doordat de riviermonden breder waren.

78:8.3

De vreedzame graanverbouwers in de valleien van de Eufraat en de Tigris werden reeds lange tijd geplaagd door de invallen van de barbaren uit Turkestan en het Iraanse hoogland. Maar nu vond er een gezamenlijke inval plaats in de vallei van de Eufraat onder druk van de toenemende droogte van de weidegebieden in het hoogland. Deze inval was des te ernstiger omdat deze hen omringende veehouders en jagers grote aantallen getemde paarden bezaten. Het bezit van paarden leverde hun een geweldig militair voordeel op tegenover hun rijke naburen in het zuiden. In korte tijd liepen zij geheel Mesopotamië onder de voet en verjoegen zij de laatste golven cultuurdragers, die zich over geheel Europa, het westen van Azië en het noorden van Afrika verspreidden.

78:8.4

Deze veroveraars van Mesopotamië hadden in hun gelederen velen der betere Anditische takken van de gemengde noordelijke rassen uit Turkestan, waaronder ook sommigen van het nageslacht van Adamszoon. Deze lager ontwikkelde doch krachtiger stammen uit het noorden namen snel en gewillig het overblijfsel van de civilisatie van Mesopotamië op en ontwikkelden zich weldra tot de gemengde volken die bij de aanvang der historische annalen in de vallei van de Eufraat werden aangetroffen. Spoedig brachten zij vele facetten van de voorbijgaande beschaving van Mesopotamië weer tot leven, doordat zij de kunsten van de vallei-stammen en veel van de civilisatie der Sumeriërs overnamen. Zij trachtten zelfs een derde toren van Babel te bouwen, en adopteerden die term later als de naam van hun natie.

78:8.5

Toen deze barbaarse ruiters uit het noordoosten de gehele Eufraatvallei onder de voet liepen, overwonnen zij niet de overgebleven restanten der Andieten die rond de monding van de rivier aan de Perzische Golf woonden. Deze Sumeriërs waren in staat zichzelf te verdedigen door hun hogere intelligentie, hun betere wapens en hun uitgebreide stelsel van militaire kanalen, die waren aangesloten op hun irrigatiestelsel dat bestond uit met elkaar verbonden bassins. Zij waren een saamhorig volk omdat zij als groep één religie hadden. Zij waren aldus in staat als ras en natie onaangetast te blijven lang nadat hun naburen in het noordwesten uiteen waren gevallen als afzonderlijke stadstaten. Geen van deze stedelijke groeperingen was in staat de verenigde Sumeriërs te verslaan.

78:8.6

De invallers uit het noorden leerden dan ook al spoedig deze vredelievende Sumeriërs te vertrouwen en te waarderen als bekwame leraren en bestuurders. Door alle volken in het noorden, en van Egypte in het westen tot aan India in het oosten, werden zij in hoge mate gerespecteerd en gezocht als leraren voor kunst en nijverheid, als leiders van de handel en als burgerlijke bestuurders.

78:8.7

Na het uiteenvallen van de eerste Sumerische statenbond werden de latere stadsstaten geregeerd door afvallige afstammelingen van de Setitische priesters. Alleen wanneer deze priesters naburige steden veroverden, noemden zij zichzelf koning. De latere stadskoningen slaagden er vóór de tijd van Sargon niet in machtige federaties te vormen, wegens de naijver over hun godheden. Iedere stad geloofde dat haar eigen god superieur was aan alle andere goden en daarom weigerden zij zich te onderwerpen aan een gemeenschappelijke leider.

78:8.8

Aan deze lange periode van zwak bewind door de stadspriesters werd ten slotte een einde gemaakt door Sargon, de priester van Kish, die zichzelf tot koning uitriep en geheel Mesopotamië en de aangrenzende landen begon te veroveren. Voorlopig betekende dit het einde van de door priesters bestuurde en door priesters onderdrukte stadsstaten, waarin elke stad haar eigen stadsgod had en haar eigen ceremoniële gebruiken.

78:8.9

Na het uiteenvallen van deze Kish-federatie volgde een lange periode van voortdurende strijd om de macht tussen deze steden in de vallei. Het leiderschap verplaatste zich afwisselend tussen Sumer, Akkad, Kish, Erek, Ur en Susa.

78:8.10

Ongeveer 2500 v. Chr. werden de Sumeriërs ernstige tegenslagen toegebracht door de noordelijke Suïeten en Guïeten. Lagash, de op terpen gebouwde hoofdstad van Sumerië, kwam ten val. Erek hield stand tot dertig jaar na de val van Akkad. Tegen de tijd van de vestiging van het bewind van Hammurabi waren de Sumeriërs opgenomen in de gelederen der noordelijke Semieten, en verdwenen de Mesopotamische Andieten uit de geschiedenisboeken.

78:8.11

Van 2500 tot 2000 v. Chr. gingen de nomaden te keer van de Atlantische Oceaan tot de Grote Oceaan. De Nerieten vormden de laatste eruptie van de Kaspische groep der Mesopotamische afstammelingen van de gemengde rassen der Andonieten en Andieten. Wat de barbaren nalieten om Mesopotamië tot een ruïne te doen vervallen, werd door de latere klimaatveranderingen wel bewerkstelligd.

78:8.12

Dit nu is de geschiedenis van het violette ras na de dagen van Adam en van het lot van hun geboorteland tussen de Tigris en de Eufraat. Hun oude civilisatie ging uiteindelijk ten onder door het wegtrekken van de superieure mensen en de immigratie van hun inferieure naburen. Maar lang voordat de ruiters der barbaren de vallei veroverden, was de cultuur van de Hof grotendeels naar Azië, Afrika en Europa verspreid, om daar de gisting teweeg te brengen die de civilisatie van de twintigste eeuw op Urantia heeft voortgebracht.

78:8.13

[Aangeboden door een Aartsengel van Nebadon.]


◄ 78:7
 
Verhandeling 79 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.