◄ 78:5
Verhandeling 78
78:7 ►

Het violette ras na de tijd van Adam

6. De laatste verstrooiingen der Andieten

78:6.1

De laatste drie golven der Andieten stroomden tussen 8000 en 6000 v. Chr. uit Mesopotamië weg. Deze drie grote cultuurgolven werden gedwongen Mesopotamië te verlaten door de druk van de stammen uit de heuvels in het oosten en door de aanvallen van de vlaktebewoners in het westen. De bewoners van de vallei van de Eufraat en het aangrenzende gebied vertrokken bij hun laatste exodus in verschillende richtingen:

78:6.2

Vijfenzestig procent trok langs de Kaspische Zee-route Europa binnen, waar zij de sindskort verschenen blanke rassen—de vermenging van de blauwe mensen en de eerste Andieten—onderwierpen en zich met hen vermengden.

78:6.3

Tien procent, waaronder een grote groep Setitische priesters, trok in oostelijke richting door de Elamitische hooglanden naar het Iraanse plateau en Turkestan. Velen van hun nakomelingen werden later naar India gedreven, samen met hun Arische broeders uit de streken in het noorden.

78:6.4

Tien procent van de Mesopotamiërs boog op hun trek naar het noorden af in oostelijke richting en trok Singkian binnen, waar zij zich met de gele Anditische bewoners vermengden. Het grootste deel van het begaafde nageslacht van deze verenigde rassen trok later China binnen en droeg veel bij tot de onmiddellijke verbetering van de noordelijke afdeling van het gele ras.

78:6.5

Tien procent van deze vluchtende Andieten ging dwars door Arabië en trok Egypte binnen.

78:6.6

Vijf procent der Andieten, zij die het kustgebied rond de uitmondingen van de Tigris en de Eufraat bewoonden, een veel hogere cultuur hadden en zich niet met inferieure naburige stammen hadden vermengd, weigerden hun woonplaatsen te verlaten. Deze groep vertegenwoordigde het overblijfsel van vele superieure takken der Nodieten en Adamieten.

78:6.7

De Andieten hadden zich, rond 6000 v. Chr., bijna geheel uit deze streek teruggetrokken, ofschoon hun nakomelingen, die zich op grote schaal met de omringende Sangik-rassen en de Andonieten van Klein-Azië vermengden, daar op een veel later tijdstip wel strijd zouden leveren tegen invallers uit het noorden en oosten.

78:6.8

Het culturele tijdperk van de tweede hof kwam ten einde door de toenemende infiltratie der omringende inferieure rassen. De civilisatie bewoog zich naar het westen, naar de Nijl en de eilanden in de Middellandse Zee, waar zij bleef bloeien en zich bleef ontwikkelen, lang nadat haar oorsprong in Mesopotamië in verval was geraakt. Deze onbelemmerde toevloed van inferieure volken nu bereidde de weg voor de latere verovering van geheel Mesopotamië door de barbaren uit het noorden, die de overgebleven begaafde families verdreven. Zelfs in latere jaren stoorde het beschaafde overblijfsel zich nog steeds aan de aanwezigheid van deze onontwikkelde, ruwe indringers.


◄ 78:5
 
78:7 ►