◄ 78:4
Verhandeling 78
78:6 ►

Het violette ras na de tijd van Adam

5. De Anditische migraties

78:5.1

Twintigduizend jaar lang hield de civilisatie van de tweede hof stand, doch zij onderging een gestadig verval tot ongeveer 15.000 v. Chr., toen de herleving van het Setitische priesterdom en het leiderschap van Amosad een schitterend tijdperk inluidden. De massale golven van civilisatie die zich later over Eurazië uitbreidden, volgden onmiddellijk op de grote renaissance van de Hof, welke voortvloeide uit de grootscheepse vereniging van de Adamieten met de omringende gemengde Nodieten, waaruit de Andieten voortkwamen.

78:5.2

Deze Andieten brachten in geheel Eurazië en Noord-Afrika nieuwe ontwikkelingen op gang. Van Mesopotamië tot Sinkiang overheerste de beschaving der Andieten en de gestage trek naar Europa werd voortdurend gecompenseerd door nieuwe aanvoer uit Mesopotamië. Het is echter minder juist om te spreken over de Andieten als een ras in het eigenlijke Mesopotamië, tot vlak voor het begin der laatste volksverhuizingen van de gemengde afstammelingen van Adam. Tegen deze tijd waren zelfs de rassen in de tweede hof zo vermengd geraakt, dat zij niet langer als Adamieten konden worden beschouwd.

78:5.3

De civilisatie van Turkestan werd voortdurend nieuw leven ingeblazen en ververst door de nieuwkomers uit Mesopotamië, in het bijzonder door de latere Anditische ruiters. De zogenoemde Arische moedertaal begon zich in de hooglanden van Turkestan te vormen; het was een mengsel van het Andonische dialect van die streek en de taal van de nakomelingen van Adamszoon en latere Andieten. Vele moderne talen zijn afgeleid van de vroege taal van deze stammen in centraal Azië die Europa, India en de hoger gelegen gebieden van de Mesopotamische vlakten veroverden. Deze oude taal heeft de westerse talen de onderlinge overeenkomst geschonken die Arisch wordt genoemd.

78:5.4

Ongeveer 12.000 jaar v. Chr. woonde driekwart van het Anditische ras van de wereld in Noord- en Oost-Europa, en toen de latere, definitieve uittocht uit Mesopotamië plaatsvond, trok vijfenzestig procent van deze laatste golven emigranten Europa binnen.

78:5.5

De Andieten migreerden niet alleen naar Europa, maar ook naar noordelijk China en India, terwijl vele groepen als zendelingen, leraren en handelaren doordrongen naar de einden der aarde. Zij leverden een belangrijke bijdrage aan de noordelijke groepen der Sangik-volken in de Sahara. Doch slechts enkele leraren en handelaren drongen in Afrika ooit verder zuidwaarts door dan tot de bovenloop van de Nijl. Later trokken gemengde Andieten en Egyptenaren langs de westelijke en oostelijke kusten van Afrika tot ruim onder de evenaar, maar Madagascar bereikten zij niet.

78:5.6

Deze Andieten waren de zogenoemde Dravidische en later Arische veroveraars van India, en hun aanwezigheid in centraal Azië versterkte in hoge mate het voorgeslacht der Turaniërs. Velen van dit ras trokken zowel via Sinkiang als Tibet naar China en droegen aantrekkelijke eigenschappen bij aan de latere Chinese geslachten. Van tijd tot tijd vonden kleine groepen hun weg naar Japan, Formosa, Oost-Indië en Zuid-China, hoewel slechts zeer weinigen zuidelijk China binnentrokken via de route langs de kust.

78:5.7

Honderdtweeëndertig leden van dit ras gingen in Japan aan boord van een vloot kleine schepen en bereikten tenslotte Zuid-Amerika. Door onderlinge huwelijken met inboorlingen van de Andes kwam het voorgeslacht van de latere heersers der Inka’s tot stand. Zij staken de Grote Oceaan in kleine etappes over en hielden zich op de vele eilanden die zij onderweg ontdekten een tijdlang op. De Polynesische eilanden waren toen talrijker en groter dan nu en deze Anditische zeelieden, alsmede sommigen die hen volgden, veroorzaakten op hun doortocht biologische modificaties bij de inheemse groepen. Vele bloeiende culturele centra ontstonden in deze thans verzonken landstreken tengevolge van de Anditische penetratie. Het Paas-Eiland was lange tijd een religieus en bestuurlijk centrum van een van deze verloren gegane groepen. Maar van de Andieten die de Grote Oceaan in het verre verleden geleden bevoeren, bereikte niemand behalve de honderdtweeëndertig, ooit het vasteland van de beide Amerika’s.

78:5.8

De veroveringen en volksverhuizingen der Andieten gingen voort tot hun uiteindelijke verstrooiing tussen 8000 en 6000 v. Chr. Terwijl zij Mesopotamië uitstroomden, putten zij de biologische reserves van hun geboorteland voortdurend uit, en versterkten zij de omringende volken in opvallende mate. En bij iedere natie waar zij heen trokken bevorderden zij de humor, de kunst, de avontuurlijkheid, de muziek en de nijverheid. Zij waren bekwame domesticeerders van dieren en bedreven in de landbouw. Door hun aanwezigheid werden gewoonlijk de religieuze geloofsopvattingen en de zedelijke gewoonten van de oudere rassen althans voorlopig verbeterd. En zo breidde de cultuur van Mesopotamië zich gestadig uit over Europa, India, China, Noord-Afrika en de eilanden in de Grote Oceaan.


◄ 78:4
 
78:6 ►