◄ 77:1
Verhandeling 77
77:3 ►

De Middenwezens

2. Het ras der Nodieten

77:2.1

Hoewel dit de beschrijving is van het ontstaan, de aard en de functie der middenwezens van Urantia, maakt de verwantschap tussen de twee orden—de primaire en de secundaire—het noodzakelijk het verhaal over de primaire middenwezens hier te onderbreken om de geschiedenis na te gaan van de afstammelingen der rebellerende leden van de lichamelijke staf van Vorst Caligastia, van de dagen van de planetaire rebellie tot aan de tijd van Adam. Het was deze tak van erfelijkheid die in de begintijd van de tweede hof de ene helft voortbracht van het voorouderlijke paar der middenwezens van de secundaire orde.

77:2.2

De lichamelijke leden van de staf van de Vorst waren tot geslachtelijke schepselen gevormd met het oogmerk hen deel te doen nemen aan het plan om nageslacht voort te brengen dat de eigenschappen van hun speciale orde zou verenigen met die van zorgvuldig gekozen leden uit de stammen der Andonieten; dit alles geschiedde in afwachting van de komst van Adam die zou volgen. De Levendragers hadden plannen gemaakt voor een nieuw soort stervelingen, een vereniging van het gezamenlijke nageslacht van de staf van de Vorst met de eerste generatie van het nageslacht van Adam en Eva. Zij hadden zo een plan ontworpen dat voorzag in een nieuwe orde planetaire schepselen die, naar zij hoopten, de leraren en bestuurders zouden worden van de menselijke samenleving. Deze wezens waren bedoeld als sociale regeerders, niet als burgerlijke regeerders. Maar aangezien dit plan bijna geheel mislukte, zullen wij nooit weten van welke aristocratie van heilzaam leiderschap en weergaloze beschaving Urantia hierdoor verstoken is gebleven. Want toen de lichamelijke staf zich later begon te vermenigvuldigen, was dit na de opstand en nadat hun verbinding met de levensstromen van het stelsel was verbroken.

77:2.3

In het tijdvak na de rebellie vonden er op Urantia vele ongewone gebeurtenissen plaats. Een grote civilisatie—de cultuur van Dalamatia—stortte geheel in. ‘De Nephilim (Nodieten) waren in die dagen op aarde en toen deze zonen der goden tot de dochters der mensen kwamen en zij hen kinderen baarden, waren dit de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.’ Ofschoon eigenlijk niet ‘zonen der goden,’ werden de stafleden en hun eerste afstammelingen wel zo beschouwd door de evolutionaire stervelingen uit die verre tijden; zelfs hun lichaamslengte werd in de overlevering vergroot. Zo is dan de bijna universele volkslegende ontstaan over de goden die naar de aarde kwamen en daar bij de dochters der mensen een oud heldenras verwekten. En al deze legenden werden verder nog verward met de raciale vermengingen van de Adamieten die later in de tweede hof verschenen.

77:2.4

Aangezien de honderd leden van de lichamelijke staf van de Vorst het kiemplasma in zich hadden van de Andonische menselijke families, kon natuurlijkerwijs worden verwacht dat indien zij zouden overgaan tot seksuele voortplanting, hun nageslacht in alle opzichten zou lijken op de nakomelingen van andere Andonische ouders. Doch toen de zestig rebellerende leden van de staf, de volgelingen van Nod, daadwerkelijk overgingen tot seksuele voortplanting, bleken hun kinderen in bijna ieder opzicht verre superieur te zijn aan zowel de Andonieten als de Sangik-volken. Zij blonken onverwacht uit, niet alleen door hun lichamelijke en verstandelijke kwaliteiten, doch ook door hun geestelijke capaciteiten.

77:2.5

Deze door mutatie ontstane eigenschappen die in de eerste generatie der Nodieten aan het licht traden, waren het gevolg van bepaalde veranderingen die waren teweeggebracht in de configuratie en de chemische samenstelling van de erfelijkheidsfactoren van het Andonische kiemplasma. Deze veranderingen werden veroorzaakt door de aanwezigheid van de krachtige levensonderhoudende circuits van het Satania-stelsel in het lichaam van de stafleden. Deze levenscircuits zorgden ervoor dat de chromosomen van het gespecialiseerde Urantia-patroon zich herschikten en meer het patroon van de gestandaardiseerde Satania-specialisatie van de verordende levensmanifestatie van Nebadon aannamen. De techniek van deze metamorfose van het kiemplasma door de werking van de levensstromen van het stelsel lijkt veel op de procedures waardoor wetenschapsmensen op Urantia het kiemplasma van planten en dieren veranderen met behulp van Röntgenstralen.

77:2.6

Zo ontstonden de Nodietenvolken uit zekere bijzondere, onverwachte modificaties in het levensplasma dat door de Avalon-chirurgen uit de lichamen der Andonische donors naar die van de leden van de lichamelijke staf was overgebracht.

77:2.7

Ge zult u herinneren dat de honderd Andonieten die kiemplasma hadden afgestaan, op hun beurt in het bezit waren gesteld van het organische complement van de boom des levens, zodat de levensstromen van Satania ook in hun lichamen aanwezig waren. De vierenveertig gemodificeerde Andonieten die de staf in de rebellie volgden, paarden ook onder elkaar en leverden een belangrijke bijdrage aan de betere takken der Nodieten.

77:2.8

Deze twee groepen, te zamen 104 individuën met het gemodificeerde Andonische kiemplasma, vormen het voorgeslacht van de Nodieten, het achtste ras dat op Urantia verscheen. Deze nieuwe verschijningsvorm van het menselijk leven op Urantia vormt een volgende fase in de uitwerking van het oorspronkelijke plan om deze planeet te gebruiken als een wereld waar modificaties in het leven zouden worden aangebracht, behalve dat dit een van de onvoorziene ontwikkelingen was.

77:2.9

De zuivere Nodieten waren een prachtig ras, maar zij vermengden zich geleidelijk met de evolutionaire volken van de aarde en het duurde niet lang of er trad een sterke achteruitgang op. Tienduizend jaar na de rebellie waren zij zover teruggevallen, dat hun gemiddelde levensduur niet veel langer was dan die van de evolutionaire rassen.

77:2.10

Wanneer archeologen de kleitabletten met optekeningen van de latere Sumerische afstammelingen der Nodieten opgraven, ontdekken zij lijsten met Sumerische koningen die verscheidene duizenden jaren teruggaan; naarmate deze verslagen verder teruggaan, worden de regeringsperioden van de individuele koningen bovendien langer, van ongeveer vijfentwintig of dertig jaar tot honderdvijftig jaar en langer. Dit langer worden van de regeringsperioden van deze oude koningen betekent dat sommige oude Nodietenheersers (directe afstammelingen van de staf van de Vorst) inderdaad langer leefden dan hun latere opvolgers en geeft ook aan dat men trachtte de dynastieën terug te voeren tot Dalamatia.

77:2.11

Dat er optekeningen over dermate lang levende personen bestaan, is ook te danken aan het feit dat maanden en jaren als tijdsperioden verward werden. Dit kan ook worden gezien in de Bijbelse genealogie van Abraham en in de vroege optekeningen der Chinezen. De verwarring van de maand of periode van achtentwintig dagen, met het later ingevoerde jaar van meer dan driehonderdvijftig dagen, is de bron van de overleveringen aangaande deze lange menselijke levens. Er bestaan optekeningen over een man die meer dan negenhonderd ‘jaren’ leefde. Deze periode staat voor nog geen zeventig jaar, en eeuwenlang werden deze levens als zeer lang beschouwd, ‘zestig jaar plus tien’ zoals zo’n levensduur later werd aangeduid.

77:2.12

De tijdrekening met maanden van achtentwintig dagen hield na de dagen van Adam nog lang stand. Toen de Egyptenaren evenwel de verandering van de kalender ter hand namen, ongeveer zevenduizend jaar geleden, deden zij dit zeer accuraat, en voerden zij het jaar van 365 dagen in.


◄ 77:1
 
77:3 ►