◄ 75:4
Verhandeling 75
75:6 ►

De nalatigheid van Adam en Eva

5. Repercussies van de nalatigheid

75:5.1

Eva’s ontgoocheling was werkelijk deerniswekkend. Adam doorzag de hele hachelijke situatie, en hoewel zijn hart brak en hij zeer ontmoedigd was, voelde hij toch alleen medelijden en sympathie voor zijn dwalende gezellin.

75:5.2

De dag na de misstap van Eva, bracht wanhoop door het besef van hun falen Adam ertoe om Laotta te bezoeken, de briljante Noditische vrouw die aan het hoofd stond van de scholen in het westen van de Hof, en om met voorbedachten rade dezelfde dwaasheid te begaan als Eva. Maar vergist u niet, Adam werd niet verleid; hij wist precies wat hij deed: hij verkoos weloverwogen het lot van Eva te delen. Hij hield van zijn gade met bovenmenselijke liefde en de gedachte aan de mogelijkheid dat hij eenzaam de wacht zou moeten houden op Urantia zonder haar, was meer dan hij kon verdragen.

75:5.3

Toen zij vernamen wat Eva was overkomen, waren de woedende inwoners van de Hof niet meer in de hand te houden; zij verklaarden de naburige nederzetting der Nodieten de oorlog. Door de poorten van Eden stormden zij naar buiten, overvielen deze onvoorbereide mensen en doodden hen allen—geen man, vrouw of kind bleef gespaard. Kano, de vader van de nog niet geboren Ka ï n, kwam ook om.

75:5.4

Toen hij besefte wat er was gebeurd, ontstelde Serapatatia geheel en raakte buiten zichzelf door vrees en wroeging. De dag daarop verdronk hij zich in de grote rivier.

75:5.5

De kinderen van Adam probeerden hun radeloze moeder te troosten, terwijl hun vader dertig dagen lang eenzaam rondzwierf. Ten slotte liet zijn gezond verstand zich gelden en keerde Adam naar huis terug en begon plannen te maken voor hun toekomstige gedrags-lijn.

75:5.6

De gevolgen van de dwaasheden van hun misleide ouders treffen zeer dikwijls ook hun onschuldige kinderen. De rechtschapen en edele zonen en dochters van Adam en Eva werden overweldigd door het onbegrijpelijke leed van de ongelooflijke tragedie die hun zo plotseling en meedogenloos was overkomen. In geen vijftig jaar herstelden de oudere kinderen zich van het verdriet en de droefenis van die tragische dagen, en vooral niet van de verschrikking van de periode van dertig dagen toen hun vader weg was en hun verbijsterde moeder volstrekt niet wist waar hij zou kunnen zijn of wat hem zou kunnen zijn overkomen.

75:5.7

Die dertig dagen schenen Eva even zovele lange jaren van verdriet en lijden toe. Deze edele ziel zou zich nooit geheel herstellen van de gevolgen van die martelende periode van mentaal lijden en geestelijk verdriet. In Eva’s geheugen kon geen enkel dieptepunt in hun latere ontberingen en materiële tegenspoed ook maar enigszins worden vergeleken met die verschrikkelijke dagen en afschuwelijke, eenzame nachten van ondraaglijke onzekerheid. Zij hoorde van de onbesuisde daad van Serapatatia en wist niet of haar gezel zich in zijn verdriet ook van het leven had beroofd, of van de wereld was weggenomen als vergelding voor haar misstap. En toen Adam terugkwam, ervoer Eva een volkomen vreugde en dankbaarheid, die door hun lange, moeilijke leven als partners in zwoegende dienstbaarheid nooit meer zou worden worden uitgewist.

75:5.8

De tijd ging verder, maar Adam was pas zeker van de natuur van hun vergrijp toen, zeventig dagen na de nalatigheid van Eva, de Melchizedek-curatoren naar Urantia terugkeerden en de rechtsbevoegdheid over de wereldzaken weer op zich namen. Toen wist hij dat zij hadden gefaald.

75:5.9

Er was echter nog meer onheil op komst: het nieuws over de uitroeiing van de nederzetting der Nodieten nabij Eden bereikte al spoedig de stammen in het noorden, waaruit Serapatatia afkomstig was en weldra verzamelde zich een groot leger dat naar de Hof oprukte. En dit was het begin van een lange, bittere oorlog tussen de Adamieten en de Nodieten, want deze vijandelijkheden zetten zich voort tot lang nadat Adam en zijn volgelingen waren vertrokken naar de tweede hof in de vallei van de Eufraat. Er bestond een hevige en duurzame ‘vijandschap tussen die man en de vrouw, tussen zijn zaad en haar zaad.’


◄ 75:4
 
75:6 ►