◄ 74:6
Verhandeling 74
74:8 ►

Adam en Eva

7. Het leven in de hof

74:7.1

De kinderen van Adam leefden en werkten, behalve de vier jaar dat zij de scholen in het westen bezochten, ‘in het oosten van Eden.’ Zij werden tot hun zestiende jaar verstandelijk onderricht volgens de methoden van de scholen op Jerusem. Van hun zestiende tot hun twintigste jaar kregen zij onderricht in de scholen van Urantia aan het andere einde van de Hof, waar zij ook onderwijs gaven in de lagere klassen.

74:7.2

Het schoolsysteem in het westen van de Hof was geheel gericht op socialisatie. De ochtendpauzes werden gewijd aan praktische tuin- en landbouw, en de middagpauzes aan sport en spel. De avonden werden gebruikt voor sociaal contact en de ontwikkeling van persoonlijke vriendschappen. De godsdienstige en seksuele opvoeding werden beschouwd als zaken van het huisgezin, de taak van ouders.

74:7.3

Het onderwijs in deze scholen omvatte onderricht inzake:

74:7.4

1. gezondheid en lichaamsverzorging;

74:7.5

2. de gulden regel, de richtlijn voor sociale omgang;

74:7.6

3. het verband tussen de rechten van het individu en de rechten van de groep en verplichtingen jegens de gemeenschap;

74:7.7

4. de geschiedenis en cultuur van de verschillende rassen op aarde;

74:7.8

5. methoden om de wereldhandel te bevorderen en te verbeteren;

74:7.9

6. de coördinatie van tegenstrijdige plichten en gevoelens;

74:7.10

7. het bevorderen van spel, humor en wedstrijdsport als vervanging van lichamelijke gevechten.

74:7.11

De scholen en in feite alle activiteiten in de Hof, stonden altijd open voor bezoekers. Ongewapende waarnemers werden vrijelijk voor korte bezoeken in Eden toegelaten. Om in de Hof te mogen wonen, moest een Urantiaan worden ‘geadopteerd.’ Hij werd onderricht inzake het plan en het doel van de Adamische zelfschenking, maakte duidelijk dat hij voornemens was zich bij deze missie aan te sluiten en legde dan een verklaring van loyaliteit af aan het sociale bewind van Adam en de geestelijke soevereiniteit van de Universele Vader.

74:7.12

De wetten van de Hof waren gebaseerd op de vroegere regels van Dalamatia en werden afgekondigd onder zeven hoofden:

74:7.13

1. de wetten voor de gezondheid en hygiëne;

74:7.14

2. de sociale voorschriften van de Hof;

74:7.15

3. het reglement voor handel en nijverheid;

74:7.16

4. de regels voor eerlijk spel en competitie;

74:7.17

5. de regels voor het huiselijk leven;

74:7.18

6. de gedragsregels gebaseerd op de gulden regel;

74:7.19

7. de zeven geboden van het hoogste morele recht.

74:7.20

De morele wetgeving van Eden verschilde weinig van de zeven geboden van Dalamatia. De Adamieten onderrichtten echter vele bijkomende redenen voor deze geboden; in verband met het verbod van moord, bijvoorbeeld, werd de inwoning van de Gedachtenrichter aangevoerd als een bijkomende reden om geen menselijk leven te vernietigen. Zij leerden dat ‘al wie ’s mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods maakte hij de mens.’

74:7.21

Het tijdstip voor de openbare godsverering in Eden was het middaguur; zonsondergang was het uur van godsverering in de familiekring. Adam deed zijn best om het gebruik van vaste gebeden tegen te gaan, waarbij hij leerde dat een doeltreffend gebed geheel individueel moet zijn, het ‘verlangen van de ziel;’ de Edenieten gingen echter door met het gebruik van de gebeden en formules die hen sinds de tijd van Dalamatia waren overgeleverd. Adam trachtte ook de bloedoffers in de religieuze ceremoniën te vervangen door het offeren van de vruchten van het land, maar was daar, voordat de Hof werd ontwricht, nog niet veel verder mee gekomen.

74:7.22

Adam trachtte de rassen de gelijkheid der seksen bij te brengen. De wijze waarop Eva haar echtgenoot terzijde stond, maakte diepe indruk op alle bewoners van de Hof. Adam leerde hun met nadruk dat de vrouw, evengoed als de man, haar bijdrage levert in de levensfactoren die tezamen een nieuw wezen vormen. Vóór die tijd had het mensdom aangenomen dat de gehele voortplanting zetelde in de ‘lendenen van de vader.’ Zij beschouwden de moeder als een wezen dat slechts diende voor de voeding van de ongeborene en de verzorging van de pasgeborene.

74:7.23

Adam onderrichtte zijn tijdgenoten in alle dingen die zij konden begrijpen, maar vergelijkenderwijs gesproken was dat niet erg veel. Niettemin zagen de meer intelligente rassen op aarde vol verwachting uit naar het ogenblik dat hun zou worden toegestaan met de superieure kinderen van het violette ras te trouwen. En Urantia zou een heel andere wereld zijn geworden als dit grootse plan om de rassen te verheffen zou zijn uitgevoerd! Zelfs de kleine hoeveelheid bloed van dit geïmporteerde ras dat de evolutionaire volken terloops bemachtigden, heeft al een enorme winst betekend.

74:7.24

En zo werkte Adam voor het welzijn en de verheffing van de wereld die zijn verblijfplaats was. Het was evenwel een moeilijke taak deze gemengde en verbasterde volken op betere wegen te leiden.


◄ 74:6
 
74:8 ►