Op dit continent is het bij de wet verboden dat twee gezinnen onder één dak leven. En aangezien groepswoningen bij de wet zijn verboden, zijn de meeste gebouwen met apartementen afgebroken. De ongehuwden leven nog gezamenlijk in clubs, hotels en andere groepswoningen. De kleinst toegestane bouwterreinen voor huizen zijn ongeveer vierduizend zeshonderd vierkante meter groot. Alle land en andere eigendom dat wordt gebruikt voor bewoning is vrij van belasting tot tien maal het kleinst toegestane bouwperceel.
Het gezinsleven van deze mensen is gedurende de laatste eeuw sterk verbeterd. De deelname van ouders aan de cursussen voor kinderopvoeding die in de scholen voor ouders worden gegeven, is verplicht, zowel voor vaders als voor moeders. Zelfs de boeren die in kleine nederzettingen op het land leven, volgen deze cursussen schriftelijk; eens in de tien dagen bezoeken zij nabijgelegen centra voor mondeling onderricht—iedere twee weken, want zij hebben een week van vijf dagen.
Het gemiddelde aantal kinderen per gezin is vijf, en de kinderen staan geheel onder toezicht van hun ouders en in geval van overlijden van één of van beiden, onder toezicht van voogden, die worden aangewezen door de ouderlijke hoven. Een gezin beschouwt het als een grote eer als het de voogdij over een volle wees krijgt toegewezen. Er worden vergelijkende examens gehouden onder ouderparen, en de wees wordt toegewezen aan het gezin waarvan de ouders de beste kwalificaties blijken te bezitten.
Deze mensen beschouwen het gezin als de fundamentele instelling van hun civilisatie. Men gaat ervan uit dat een kind het meest waardevolle deel van zijn of haar opvoeding en karaktervorming van de ouders en thuis ontvangt, en vaders wijden bijna evenveel aandacht aan de ontwikkeling van de kinderen als moeders.
Alle seksuele voorlichting wordt in het gezin door de ouders of door wettige voogden gegeven. Moreel onderricht wordt tijdens de rustpauzen in de school-werkplaatsen door de leraren gegeven, doch dit is niet het geval met de religieuze opvoeding die geacht wordt het uitsluitend voorrecht van de ouders te zijn, aangezien de religie als een integraal deel van het gezinsleven wordt beschouwd. Zuiver religieus onderricht wordt in het openbaar alleen gegeven in de tempels der wijsbegeerte, want exclusief godsdienstige instellingen, zoals de kerken van Urantia, zijn bij dit volk niet tot ontwikkeling gekomen. In hun levensbeschouwing is religie het streven naar het kennen van God en het betonen van liefde aan de medemens door hem te dienen, maar dit is niet kenmerkend voor de godsdienstige status van de andere naties op deze planeet. De religie is bij deze mensen zo geheel en al een zaak van het gezin, dat er geen openbare plaatsen zijn die uitsluitend voor godsdienstige samenkomsten zijn bestemd. Kerk en staat zijn, politiek gezien, zoals Urantianen plegen te zeggen, volledig gescheiden, maar religie en filosofie overlappen elkaar op een merkwaardige wijze.
Tot twintig jaar geleden stonden de geestelijke leraren (te vergelijken met de pastores op Urantia) die ieder gezin periodiek bezoeken om bij de kinderen na te gaan of zij naar behoren door hun ouders zijn onderricht, onder toezicht van de regering. Deze geestelijke adviseurs en inspecteurs staan nu onder leiding van de kortelings gevormde Stichting voor Geestelijke Vooruitgang, een instelling die wordt ondersteund uit vrijwillige bijdragen. Mogelijk zal deze instelling zich niet verder ontwikkelen tot na de komst van een Magistraat-Zoon uit het Paradijs.
Kinderen blijven volgens de wet ondergeschikt aan hun ouders totdat zij vijftien jaar zijn, wanneer zij voor het eerst worden ingewijd in de verantwoordelijkheden die zij als burgers hebben. Daarna worden er iedere vijf jaar, gedurende vijf opeenvolgende perioden, voor deze leeftijdsgroepen soortgelijke openbare oefeningen gehouden, waarbij hun verplichtingen ten opzichte van hun ouders minder worden naargelang zij nieuwe burgerlijke en sociale verantwoordelijkheden ten opzichte van de staat op zich nemen. Het stemrecht wordt verleend op de leeftijd van twintig jaar, het recht om zonder toestemming van de ouders te huwen wordt niet verleend voor het vijfentwintigste jaar en de kinderen moeten het ouderlijk huis verlaten bij het bereiken van de leeftijd van dertig jaar.
De wetten inzake huwelijk en echtscheiding zijn in de gehele natie gelijk. Een huwelijk vóór het twintigste levensjaar—de leeftijd waarop men stemrecht krijgt—is niet toegestaan. De toestemming om te trouwen wordt pas gegeven als het voornemen hiertoe een jaar tevoren is aangekondigd en wanneer de bruid en bruidegom getuigschriften overleggen dat zij naar behoren in de scholen voor het ouderschap zijn onderricht inzake de verantwoordelijkheden van het huwelijksleven.
De wettelijke voorschriften betreffende echtscheiding zijn nogal soepel, maar de ouderlijke hoven spreken pas één jaar nadat de aanvraag daartoe is vastgelegd echtscheidingen uit, en het jaar is op deze planeet aanmerkelijk langer dan op Urantia. Ondanks hun soepele echtscheidingswetten is het huidige aantal echtscheidingen slechts een tiende van dat van de geciviliseerde volken op Urantia.