◄ 69:2
Verhandeling 69
69:4 ►

Primitieve menselijke instellingen

3. De specialisatie van de arbeid

69:3.1

De arbeidsverdeling in de primitieve samenleving werd eerst bepaald door natuurlijke en daarna pas door maatschappelijke omstandigheden. De specialisering van de arbeid vond aanvankelijk plaats in deze volgorde:

69:3.2

1. Specialisatie gebaseerd op geslacht. Het werk van de vrouw werd bepaald door de selectieve aanwezigheid van het kind; vrouwen houden van nature meer dan mannen van zuigelingen. Zo werd de vrouw degene die het routinewerk deed, terwijl de man de jager en strijder werd, die in duidelijk onderscheiden perioden werkte en rustte.

69:3.3

Door alle eeuwen heen hebben de taboes de vrouw strikt op haar eigen terrein gehouden. De man heeft uitermate zelfzuchtig gekozen voor het aangenamere werk en het eentonige routinewerk aan de vrouw overgelaten. De man heeft zich er altijd voor geschaamd vrouwenwerk te doen, de vrouw heeft evenwel nooit enige tegenzin getoond tegen mannenwerk. Merkwaardig genoeg hebben beiden, mannen en vrouwen, steeds samengewerkt bij het bouwen en inrichten van het huis.

69:3.4

2. Modificatie tengevolge van leeftijd en kwalen. Deze verschillen hebben de volgende verdeling van het werk bepaald. De oude mannen en de invaliden werden al spoedig aan het werk gezet om gereedschappen en wapens te maken. Later werden zij aangesteld om irrigatiewerken aan te leggen.

69:3.5

3. Onderscheid op godsdienstige gronden. De medicijnmannen waren de eerste mensen die werden vrijgesteld van zware lichamelijke arbeid: zij waren de allereerste beroepsklasse. De smeden vormden een kleine groep en wedijverden als tovenaars met de medicijnmannen. Hun vaardigheid om metalen te bewerken maakte dat de mensen hen vreesden. De ‘witte smeden’ en de ‘zwarte smeden’ deden al vroeg het geloof in witte en zwarte magie ontstaan. Dit geloof heeft ook later een rol gespeeld in het bijgeloof in goede en kwade spoken, goede en slechte geesten.

69:3.6

De smeden vormden de eerste niet-religieuze groep die speciale voorrechten genoot. Zij werden in oorlogstijd als neutraal beschouwd en dit bijzondere voorrecht leidde ertoe dat zij, als klasse, de politici werden van de primitieve samenleving. Door het grove misbruik dat zij van deze privilegies maakten, werden de smeden algemeen gehaat, en de medicijnmannen lieten geen gelegenheid voorbij gaan om de haat tegen hun concurrenten aan te wakkeren. In deze eerste krachtmeting tussen wetenschap en godsdienst heeft de godsdienst (het bijgeloof) gezegevierd. Toen zij uit de dorpen waren verdreven, hadden de smeden de eerste herbergen, publieke logementen, aan de buitenkant van de nederzettingen.

69:3.7

4. Meester en slaaf. De volgende differentiatie in de arbeid ontstond uit de betrekkingen van de overwinnaar met de overwonnene, en dit betekende het begin van het menselijke slaafdom.

69:3.8

5. Onderscheid op grond van verschil in fysieke en mentale gaven. Verdere arbeidsverdelingen werden begunstigd door de inherente verschillen tussen de mensen: alle mensen zijn niet gelijk geboren.

69:3.9

De eerste specialisten in de nijverheid waren de vuursteenbewerkers en de steenhouwers, daarna kwamen de smeden. Vervolgens ontwikkelden zich gespecialiseerde groepen: hele families en geslachten wijdden zich aan bepaalde soorten arbeid. Het ontstaan van een van de eerste priesterkasten, los van de tribale medicijnmannen, was te danken aan de bijgelovige verheerlijking van een familie die zich had bekwaamd in het maken van zwaarden.

69:3.10

De eerste groep specialisten in de nijverheid waren exporteurs van steenzout en pottenbakkers. De vrouwen maakten de gewone potten en de mannen de meer luxueuze. Bij sommige stammen werd het naaien en weven door de vrouwen gedaan, in andere door de mannen.

69:3.11

De eerste handelaren waren vrouwen; zij werden gebruikt als spionnen terwijl zij daarnaast handel dreven. Weldra breidde de handel zich uit en gingen de vrouwen daarbij optreden als tussenpersonen—makelaars. Vervolgens ontstond de klasse der kooplieden, die voor hun diensten provisie berekenden of winst maakten. De groei van de ruilhandel tussen groepen ontwikkelde zich tot handel, en na het ruilen van produkten kwam de uitwisseling van geschoolde arbeid.


◄ 69:2
 
69:4 ►