◄ 68:2
Verhandeling 68
68:4 ►

De dageraad der beschaving

3. De socialiserende invloed van de vrees voor geesten

68:3.1

Primitieve verlangens hebben de samenleving oorspronkelijk doen ontstaan, maar de angst voor geesten heeft haar bijeengehouden en haar bestaan een buitenmenselijk aspect verleend. Gewone vrees was van oorsprong fysiologisch: angst voor lichamelijke pijn, onbevredigde honger, of een of andere aardse calamiteit; de angst voor geesten was echter een nieuwe, edele soort verschrikking.

68:3.2

Waarschijnlijk is het dromen over geesten de grootste op zichzelf staande factor geweest in de ontwikkeling van de menselijke samenleving. Ofschoon de meeste dromen het primitieve denken sterk in verwarring brachten, werden de eerste mensen werkelijk geterroriseerd door de dromen over geesten, zodat deze bijgelovige dromers in elkaars armen werden gedreven en bereidwillig en oprecht gingen samenwerken om elkaar te beschermen tegen de vage, ongeziene, denkbeeldige gevaren van de geestenwereld. De droom over geesten was een van de eerst optredende verschillen tussen het dierlijke en menselijke type bewustzijn. Dieren maken zich geen voorstelling van een leven na de dood.

68:3.3

Behoudens deze geestenfactor, was de gehele samenleving gegrond op basale behoeften en fundamentele biologische driften. De angst voor geesten introduceerde echter een nieuwe factor in de civilisatie, een vrees die hoger en verder reikt dan de elementaire behoeften van de mens en die zelfs ver uitstijgt boven de worsteling om de groep in stand te houden. De vreselijke angst voor de heengegane geesten der gestorvenen bracht een nieuwe, verbazingwekkende vorm van vrees aan het licht, een ontstellende, machtige verschrikking die hielp om de losse sociale orden van vroege tijdperken in de vorm te slaan van de grondiger gedisciplineerde en beter beheerste primitieve groepen in de oudheid. Dit zinloze bijgeloof dat nog steeds niet geheel is verdwenen, heeft het bewustzijn van de mensen door de bijgelovige angst voor het onwerkelijke en bovennatuurlijke voorbereid voor de latere ontdekking van ‘de vrees voor de Heer, die het begin is der wijsheid.’ Het is de bedoeling dat de ongefundeerde angsten van de evolutie worden vervangen door het ontzag voor de Godheid, dat door openbaring wordt ingegeven. De oude cultus van de vrees voor geesten werd een krachtige sociale band, en sinds die lang vervlogen tijden heeft de mensheid altijd min of meer gestreefd naar het bereiken van godsvrucht.

68:3.4

Honger en liefde hebben de mensen bijeengedreven; ijdelheid en vrees voor geesten hebben hen bijeengehouden. Maar zonder de invloed van vredebevorderende openbaringen kunnen deze emoties op zichzelf niet de druk weerstaan van de menselijke achterdocht en de irritaties door onderlinge omgang. Zonder hulp uit bovenmenselijke bronnen kan de samenleving de druk, wanneer deze zekere limieten bereikt, niet langer verdragen, en dezelfde invloeden die de sociale mobilisatie hebben bewerkstelligd—honger, liefde, ijdelheid en vrees—spannen dan samen om het mensdom plotseling in oorlog en bloedvergieten te verwikkelen.

68:3.5

De neiging tot vrede is niet een natuurlijke gave van het menselijk ras; zij komt voort uit het onderricht van de geopenbaarde religie, uit de verzamelde ervaring van de vooruitstrevende rassen, doch vooral uit het onderricht van Jezus, de Vredevorst.


◄ 68:2
 
68:4 ►