De zeven assistent-bewustzijnsgeesten zijn de veelzijdige verzorgers van het bewustzijn der lagere intelligente wezens in een plaatselijk universum. Deze orde van bewustzijn wordt toegediend vanuit het hoofdkwartier van het plaatselijk universum of vanuit een wereld die hiermee is verbonden, maar vanuit de hoofdwerelden van de stelsels wordt invloedrijke leiding gegeven aan het functioneren van het lagere bewustzijn.
Op een evolutionaire wereld hangt veel, zeer veel af van het werk van deze zeven assistent-geesten. Zij verlenen echter hun diensten aan het bewustzijn; ze zijn niet betrokken bij de fysische evolutie, het domein van de Levendragers. Niettemin is de volmaakte integratie van deze geestelijke gaven met de verordineerde, natuurlijke procedure van het zich ontvouwende, inherente regime der Levendragers verantwoordelijk voor het feit dat de sterveling niet in staat is in het verschijnsel van bewustzijn iets anders te zien dan de hand van de natuur en de uitwerking van natuurlijke processen, ook al raakt ge soms enigszins verbijsterd als ge alle details wilt verklaren van alles wat verband houdt met de natuurlijke reacties van bewustzijn zoals het met de materie is geassocieerd. En indien Urantia meer volgens de oorspronkelijke plannen zou functioneren, zoudt ge in het verschijnsel van bewustzijn zelfs nog minder opmerken dat uw aandacht zou trekken.
De zeven assistent-geesten hebben meer weg van circuits dan van entiteiten, en op normale werelden zijn ze aangesloten op circuits van andere assistent-werkingen overal in het plaatselijk universum. Op planeten waar experimenten met het leven worden uitgevoerd zijn ze echter betrekkelijk geïsoleerd. En vanwege de unieke aard der levenspatronen op Urantia was het voor de lagere assistenten hier veel moeilijker contact te maken met de evolutionaire organismen dan het geval geweest zou zijn bij een meer gestandaardiseerd type levensbegiftiging.
Nogmaals, op een doorsnee evolutionaire wereld zijn de zeven assistent-geesten veel beter gesynchroniseerd met de vorderende stadia van dierlijke ontwikkeling dan op Urantia. Op één enkele uitzondering na, ondervonden de assistent-geesten op Urantia meer moeilijkheden in het maken van contact met de zich ontwikkelende vormen van bewustzijn dan ze ooit bij hun functioneren in het gehele universum Nebadon hadden gehad. Op deze wereld ontwikkelden zich randverschijnselen van velerlei vorm—verwarrende combinaties van het mechanische type organische respons dat niet kan leren, en het niet mechanische type dat wel kan leren.
De zeven assistent-geesten maken geen contact met de typen organismen die uitsluitend mechanisch op de omgeving reageren. Dergelijke pre-intelligentie reacties van levende organismen behoren uitsluitend tot de energiedomeinen van de krachtcentra, de fysische controleurs, en hun medewerkers.
De verwerving van het vermogen om door ervaring te leren markeert het begin van het functioneren van de assistent-geesten, en zij functioneren vanaf de laagste niveaus van het bewustzijn van primitieve en onzichtbare bestaansvormen, tot en met het hoogst ontwikkelde type in de evolutionaire schaal van menselijke wezens. Zij zijn de bron van, en het patroon voor, het overigens min of meer mysterieuze gedrag en de onvolkomen begrepen, snelle reacties van het bewustzijn op de materiële omgeving. Deze getrouwe en betrouwbare invloeden moeten hun inleidend dienstbetoon langdurig voortzetten voordat het dierlijke bewustzijn de menselijke niveaus van ontvankelijkheid voor geest heeft bereikt.
De assistenten functioneren uitsluitend in de evolutie van ervarend bewustzijn tot en met het niveau van de zesde fase, de geest van godsverering. Op dit niveau vindt de onontkoombare overlapping van dienstbetoon plaats—het verschijnsel dat het hogere omlaag reikt om zich met het lagere te coördineren, vooruitlopend op de gevorderde niveaus van ontwikkeling die vervolgens worden bereikt. Het optreden van de zevende en laatste assistent, de geest van wijsheid, gaat met nog meer geestelijk dienstbetoon gepaard. Gedurende het gehele dienstbetoon van de geestelijke wereld ervaart de individuele mens nimmer plotselinge overgangen in geestelijke medewerking: deze veranderingen zijn steeds geleidelijk en wederkerig.
Ge dient altijd onderscheid te maken tussen de domeinen van de fysische (electro-chemische) en de mentale respons op prikkels uit de omgeving, en op hun beurt moeten deze alle worden onderkend als fenomenen die los staan van geestelijke activiteiten. De domeinen van de fysische, mentale en geestelijke zwaartekracht zijn duidelijk onderscheiden gebieden van kosmische realiteit, ondanks hun nauwe onderlinge verbanden.