De kleine en grote sectoren van het superuniversum spelen geen rechtstreekse rol in het plan van de bestendiging in licht en leven. Deze evolutionaire progressie is in de eerste plaats eigen aan het plaatselijk universum als eenheid, en betreft alleen de samenstellende delen van een plaatselijk universum. Een superuniversum is bestendigd in licht en leven wanneer alle plaatselijke universa waaruit het bestaat op deze wijze vervolmaakt zijn. Maar geen van de zeven superuniversa heeft een niveau van progressie bereikt dat dit zelfs ook maar benadert.
Het tijdperk van de kleine sector. In zoverre als waarnemingen ertoe kunnen doordringen, heeft het vijfde of kleine sector-stadium van stabilisatie uitsluitend te maken met de fysische status en de coördinatieve bestendiging van de honderd onderling geassocieerde plaatselijke universa in de vaste circuits van het superuniversum. Klaarblijkelijk hebben alleen de kracht-centra en hun medewerkers met deze hergroeperingen van de materiële schepping te maken.
Het tijdperk van de grote sector. Ten aanzien van het zesde stadium, ofwel de stabilisatie van de grote sector, kunnen wij slechts gissingen maken, want nog niemand van ons heeft ooit zo’n gebeurtenis meegemaakt. Niettemin kunnen wij wel veel postuleren ten aanzien van de bestuurlijke en andere aanpassingen die zulk een gevorderde status van bewoonde werelden en hun universumgroeperingen waarschijnlijk met zich mee zouden brengen.
Aangezien de kleine sector-status te maken heeft met coördinatief fysisch evenwicht, concluderen wij dat de vereniging van de grote sector te maken zal hebben met het bereiken van bepaalde nieuwe intellectuele niveaus, wellicht zekere gevorderde prestaties in de allerhoogste realisatie van kosmische wijsheid.
Wij kunnen conclusies trekken inzake de aanpassingen die de realisatie van tot nu toe nog niet bereikte niveaus van evolutionaire vooruitgang waarschijnlijk zouden vergezellen, door de gevolgen te observeren van dergelijke prestaties op de individuele werelden en in de ervaring van individuele stervelingen die op deze oudere, hoog ontwikkelde werelden leven.
Het moge duidelijk zijn dat de bestuurlijke mechanismen en regeringsmethoden van een universum of een superuniversum op geen enkele wijze een beperking of vertraging kunnen inhouden van de evolutionaire ontwikkeling of geestelijke vooruitgang van een individuele bewoonde planeet of van enige individuele sterveling op zulk een wereld.
In sommige oudere universa treffen wij werelden aan die bestendigd zijn in het vijfde en zesde stadium van licht en leven—zelfs reeds ver in het zevende tijdvak—terwijl hun plaatselijke stelsels nog niet in licht zijn bestendigd. Jongere planeten kunnen de eenwording van een stelsel wel vertragen, maar dit betekent niet de minste belemmering voor de vooruitgang van een oudere, gevorderde wereld. Evenmin kunnen, zelfs op een geïsoleerde wereld, beperkingen in en door de omgeving verhinderen dat de individuele sterveling tot persoonlijke prestaties komt; Jezus van Nazaret, als mens onder de mensen, bereikte meer dan negentienhonderd jaar geleden persoonlijk de status van licht en leven op Urantia.
Juist door het observeren van hetgeen plaatsvindt op reeds lang bestendigde werelden komen wij tot redelijk betrouwbare conclusies ten aanzien van wat er zal gebeuren wanneer een heel superuniversum in licht is bestendigd, zelfs als we niet met zekerheid de gebeurtenis van de stabilisatie der zeven superuniversa kunnen postuleren.