◄ 52:0
Verhandeling 52
52:2 ►

Planetaire tijdvakken van stervelingen

1. De primitieve mens

52:1.1

Vanaf het moment dat de mens het dierlijke niveau ontstijgt—wanneer hij kan kiezen om de Schepper te aanbidden—tot aan de komst van de Planetaire Vorst, worden sterfelijke wilsschepselen primitieve mensen genoemd. Primitieve mensen komen voor in zes grondtypen of rassen, en deze vroege volkeren verschijnen na elkaar in de volgorde van de kleuren van het spectrum, beginnend met de rode mens. De tijd die gemoeid is met de evolutie van het vroege leven varieert sterk van wereld tot wereld, tussen de honderdvijftigduizend jaar en meer dan een miljoen jaar Urantia-tijd.

52:1.2

De evolutionaire gekleurde rassen—het rode, oranje, gele, groene, blauwe en indigo ras—beginnen te verschijnen rond de tijd dat de primitieve mens bezig is een eenvoudige taal te ontwikkelen en hij zijn scheppende voorstellingsvermogen begint te gebruiken. Tegen die tijd is de mens reeds lang gewend rechtop te gaan.

52:1.3

Primitieve mensen zijn geweldige jagers en felle vechters. De wet van dit tijdperk is de fysieke overleving van de sterkste; het bestuur in deze tijden is geheel tribaal. Op vele werelden worden tijdens de vroegste onderlinge strijd tussen de rassen bepaalde evolutionaire rassen uitgeroeid, zoals ook op Urantia is gebeurd. De overlevenden raken vervolgens ge- woonlijk vermengd met het latere, geïmporteerde violette ras, de Adamische volkeren.

52:1.4

Gezien in het licht van de latere civilisatie, vormt dit tijdperk van de primitieve mens een lang, duister en bloedig hoofdstuk. De ethiek van de jungle en de moraal van het oerbos zijn niet in overeenstemming met de normen van latere dispensaties van geopenbaarde religie en hogere geestelijke ontwikkeling. Op normale, niet-experimentele werelden verloopt dit tijdvak heel anders dan in de lange, buitengewoon meedogenloze strijd die zich op Urantia heeft afgespeeld. Als ge de ervaring van uw eerste wereld zijt ontstegen, zult ge beginnen te begrijpen waarom deze lange, pijnlijke strijd zich op de evolutionaire werelden afspeelt, en naarmate ge voorwaarts gaat op de weg naar het Paradijs, zult ge de wijsheid van deze ogenschijnlijk vreemde handelingen steeds beter begrijpen. Niettegenstaande alle wisselvalligheden in de vroegste tijdperken van de wording van de mens, vormen de prestaties van de primitieve mens echter een schitterend en zelfs heroïsch hoofdstuk in de annalen van een evolutionaire wereld in tijd en ruimte.

52:1.5

De vroege evolutionaire mens is geen kleurrijk schepsel. In het algemeen bewonen deze primitieve stervelingen holen of steile rotsen. Zij bouwen ook zeer eenvoudige hutten in hoge bomen. Voordat de planeten een hogere orde van intelligentie verwerven, worden zij soms onder de voet gelopen door de grotere typen dieren. Maar reeds vroeg in dit tijdvak leren stervelingen hoe zij vuur kunnen ontsteken en brandend kunnen houden, en wanneer zijn inventieve fantasie toeneemt en zijn werktuigen beter worden, verslaat de evoluerende mens spoedig de grote, loggere dieren. De vroege rassen maken ook een uitgebreid gebruik van de grotere vliegende dieren. Deze enorme vogels zijn in staat om een of twee man van gemiddelde grootte zonder tussenstop vliegende te vervoeren over een afstand van meer dan achthonderd kilometer. Op sommige planeten verrichten deze vogels belangrijke diensten, aangezien zij een hoge vorm van intelligentie bezitten en vaak vele woorden in de talen van het gebied kunnen zeggen. Deze vogels zijn uiterst intelligent, zeer gehoorzaam en ongelooflijk aanhankelijk. Dergelijke transportvogels zijn op Urantia reeds lang uitgestorven, maar uw vroege voorouders konden gebruik maken van hun diensten.

52:1.6

s Mensen verwerven van ethisch onderscheidingsvermogen, de morele wil, valt gewoonlijk samen met het verschijnen van de vroege vorm van taal. Wanneer deze wezens het menselijke niveau hebben bereikt, wanneer deze sterfelijke wil tevoorschijn is getreden, worden zij ontvankelijk voor de tijdelijke inwoning van de goddelijke Richters, en na de dood worden velen hunner dan ook als overlevenden uitgekozen en door de aartsengelen verzegeld, zodat zij later kunnen worden opgewekt en met de Geest kunnen fuseren. De Planetaire Vorsten worden altijd door de aartsengelen vergezeld, en gelijktijdig met de aankomst van de vorst vindt er een dispensationele berechting van zijn gebied plaats.

52:1.7

Alle stervelingen bij wie Gedachtenrichters inwonen, zijn potentiële godsvereerders; zij zijn ‘verlicht door het ware licht,’ en bezitten de capaciteit om wederkerig contact met goddelijkheid te zoeken. Niettemin bestaat de vroege of biologische religie van de primitieve mens grotendeels uit een doorwerken van dierlijke vrees, gekoppeld aan een onwetend ontzag en tribaal bijgeloof. Het voortbestaan van bijgeloof bij de rassen van Urantia is geenszins een compliment voor uw evolutionaire ontwikkeling, en evenmin is het verenigbaar met uw overigens grootse prestaties op het gebied der materiële vooruitgang. Maar deze vroege religie van vrees dient een zeer waardevol doel, doordat zij de felle inborst van deze primitieve schepselen tempert. Zij is de voorloper der civilisatie en de bodem waarin vervolgens door de Planetaire Vorst en diens dienaren de zaden der geopenbaarde religie kunnen worden geplant.

52:1.8

De Planetaire Vorst arriveert gewoonlijk binnen honderdduizend jaar na het tijdstip waarop de mens rechtop gaat lopen, want de Vorst wordt door de Stelsel-Soeverein uitgezonden wanneer de Levendragers rapporteren dat er wil functioneert, zelfs als nog slechts betrekkelijk weinig individuen deze ontwikkeling vertonen. Primitieve stervelingen verwelkomen gewoonlijk de Planetaire Vorst en zijn zichtbare staf; in feite zien zij dikwijls met ontzag en eerbied, bijna in aanbidding, naar hen op, als zij hiervan niet worden weerhouden.


◄ 52:0
 
52:2 ►