◄ 48:6
Verhandeling 48
48:8 ►

Het morontia-leven

7. Morontia-mota

48:7.1

De lagere niveaus van morontia-mota sluiten onmiddellijk aan bij de hogere niveaus van de menselijke filosofie. Op de eerste woningwereld is het gebruikelijk de minder gevorderde studenden te onderrichten door de methode der parallellie—dat wil zeggen dat in de ene kolom de eenvoudiger denkbeelden van de inhoud van mota worden aangeboden, terwijl in de tegenoverliggende kolom analoge uitspraken uit de filosofie van stervelingen worden aangehaald.

48:7.2

Toen ik niet lang geleden een opdracht uitvoerde op de eerste woningwereld van Satania, was ik in de gelegenheid om deze methode van onderricht gade te slaan, en ofschoon ik u de mota-inhoud van de les niet mag voorleggen, is mij wel toestemming verleend om de acht-entwintig uitspraken uit de menselijke filosofie vast te leggen, die door deze morontia-instructeur werden gebruikt als illustratiemateriaal om deze nieuwe woningwereld-bewoners te helpen bij hun eerste pogingen om de betekenis en zin van mota te begrijpen. Deze illustraties uit de menselijke filosofie waren de volgende:

48:7.3

1. Een vertoon van gespecialiseerde kundigheid betekent nog niet het bezit van geestelijke capaciteit. Schranderheid is geen substituut voor waar karakter.

48:7.4

2. Slechts weinigen leven in overeenstemming met het geloof dat zij werkelijk hebben. Onberedeneerde vrees is een van de voornaamste vormen van intellectueel bedrog die jegens de zich ontwikkelende sterfelijke ziel kunnen worden gepleegd.

48:7.5

3. Inherente capaciteiten kunnen niet worden overschreden: een halve litermaat kan nooit een hele liter bevatten. Een geest-denkbeeld kan niet mechanisch in de matrijs van het materiële geheugen worden geperst.

48:7.6

4. Slechts weinige stervelingen durven ook maar bij benadering de som der persoonlijkheids-tegoeden op te nemen, die door het gecombineerde dienstbetoon van de natuur en van genade tot stand zijn gekomen. De meeste verarmde zielen zijn waarlijk rijk, maar weigeren dit te geloven.

48:7.7

5. Moeilijkheden kunnen de middelmatigen uitdagen en de vreesachtigen verslaan, maar zij zullen de ware kinderen der Meest Verhevenen slechts stimuleren.

48:7.8

6. Voorrechten te genieten zonder misbruik, vrijheid te hebben zonder losbandigheid, macht te bezitten en standvastig te weigeren deze te gebruiken ter zelfverheffing—dit zijn de tekenen van hoge beschaving.

48:7.9

7. Blinde, onvoorziene ongelukken doen zich in de kosmos niet voor. De hemelse wezens verlenen echter geen bijstand aan het lagere wezen dat weigert naar zijn inzicht in de waarheid te handelen.

48:7.10

8. Inspanning brengt niet altijd vreugde voort, maar er bestaat geen geluk zonder intelligente inspanning.

48:7.11

9. Actie brengt kracht voort; gematigdheid mondt uit in charme.

48:7.12

10. Rechtschapenheid doet de harmonische accoorden van waarheid klinken, en deze melodie vibreert door de gehele kosmos en wordt zelfs door de Oneindige als zodanig herkend.

48:7.13

11. De zwakken doen zich te goed aan goede voornemens, maar de sterken handelen. Het leven is niet meer dan een dagtaak—doe het goed. Aan ons is de daad, de gevolgen zijn voor God.

48:7.14

12. De grootste ramp in de kosmos is nooit rampen gekend te hebben. Stervelingen verwerven alleen wijsheid door het ervaren van beproevingen.

48:7.15

13. Sterren worden het best waargenomen vanuit de eenzame isolatie van experiëntiële diepten, niet vanaf de verlichte, extatische bergtoppen.

48:7.16

14. Wek bij uw metgezellen de begeerte naar waarheid op; geef alleen raad als erom gevraagd wordt.

48:7.17

15. Gemaaktheid is de lachwekkende inspanning van onwetenden om wijs te lijken, de poging van de onvruchtbare ziel om rijk te schijnen.

48:7.18

16. Ge kunt geen geestelijke waarheid waarnemen totdat ge haar voelend ervaart, en vele waarheden worden niet werkelijk gevoeld, behalve in tegenspoed.

48:7.19

17. Ambitie is gevaarlijk totdat zij volledig gesocialiseerd is. Geen enkele deugd hebt ge waarlijk verworven totdat uw daden u deze waardig maken.

48:7.20

18. Ongeduld is vergif voor de geest; boosheid is als een steen die in een wespennest wordt geslingerd.

48:7.21

19. Angst moet worden opgegeven. De teleurstellingen die het moeilijkst zijn te verdragen, zijn de teleurstellingen die nooit bewaarheid worden.

48:7.22

20. Alleen een dichter kan poëzie ontwaren in het gewone proza van het alledaags bestaan.

48:7.23

21. Iedere kunst heeft de hoge missie om door haar illusies een voorafschaduwing te geven van een hogere universum-realiteit, om de emoties van de tijd uit te kristalliseren tot de gedachten der eeuwigheid.

48:7.24

22. De evoluerende ziel wordt niet goddelijk gemaakt door wat zij doet, maar door wat zij streeft te doen.

48:7.25

23. De dood heeft niets toegevoegd aan het intellectueel bezit of aan het geestelijk talent, maar hij heeft aan de experiëntiële status wel de bewustheid van overleving toegevoegd.

48:7.26

24. De bestemming der eeuwigheid wordt van moment tot moment bepaald door wat er in het leven van dag tot dag tot stand wordt gebracht. De daden van vandaag zijn de bestemming van morgen.

48:7.27

25. Grootsheid ligt niet zozeer in het bezit van kracht, als wel in een wijs en goddelijk gebruik van dergelijke kracht.

48:7.28

26. Kennis kunt ge alleen bezitten door haar te delen; zij wordt behoed door wijsheid en gesocialiseerd door liefde.

48:7.29

27. Vooruitgang vereist ontwikkeling van de individualiteit; middelmatigheid streeft naar bestendiging door standaardisatie.

48:7.30

28. De twistzieke verdediging van een propositie is omgekeerd evenredig aan de waarheid die zij bevat.

48:7.31

Dit is de aard van het werk van de nieuweling op de eerste woningwereld, terwijl de meer gevorderde leerlingen op de latere werelden zich de hogere niveaus van kosmisch inzicht en morontia-mota eigenmaken.


◄ 48:6
 
48:8 ►