Bij de evaluatie en onderkenning van bewustzijn dient ge te bedenken dat het universum noch mechanisch, noch magisch is: het is een schepping van bewustzijn en een mechanisme dat aan wetten is gebonden. Maar ofschoon de wetten der natuur in hun praktische toepassing gelden in wat de twee gebieden van het fysische en het geestelijke lijken te zijn, zijn deze in werkelijkheid één. De Eerste Bron en Centrum is de primaire oorzaak van alle materialisatie en tegelijkertijd de eerste, finale Vader van alle geesten. De Paradijs-Vader treedt in de universa buiten Havona persoonlijk alleen op als pure energie en pure geest—als de Gedachtenrichters en andere soortgelijke fragmentaties.
De totale schepping wordt niet absoluut door mechanismen gedomineerd; het universum van universa is in toto door bewustzijn ontworpen en door bewustzijn gemaakt, en het wordt door bewustzijn bestuurd. Maar het goddelijke mechanisme van het universum van universa is al te volmaakt dan dat er door de wetenschappelijke methoden van het eindige bewustzijn van de mens ook maar een spoor van de dominantie van het oneindige bewustzijn in kan worden onderkend. Dit scheppende, besturende en instandhoudende bewustzijn is immers noch materieel bewustzijn noch schepsel-bewustzijn: het is geest-bewustzijn dat functioneert op en vanuit niveaus van de scheppers van de goddelijke werkelijkheid.
Het vermogen om in universum-mechanismen bewustzijn te bespeuren is geheel afhankelijk van het vermogen, de reikwijdte en capaciteit van het onderzoekende verstand dat zich dergelijke waarnemingen tot taak heeft gesteld. Het bewustzijn in tijd en ruimte, voortgebracht uit de energieën van tijd en ruimte, is onderworpen aan de mechanismen van tijd en ruimte.
Beweging en universum-gravitatie zijn tweeling-facetten van het onpersoonlijke tijd-ruimte-mechanisme van het universum van universa. De niveaus van geest-, bewustzijn- en materie-respons op zwaartekracht zijn geheel onafhankelijk van de tijd, maar alleen echte geest-niveaus van werkelijkheid zijn onafhankelijk van de ruimte (niet-ruimtelijk). De hogere bewustzijnsniveaus in het universum—de niveaus van geest-bewustzijn—kunnen eveneens niet-ruimtelijk zijn, maar de niveaus van het materiële bewustzijn, zoals het menselijke bewustzijn, zijn responsief op de wisselwerkingen van de universum-gravitatie en verliezen deze respons alleen naar de mate van hun identificatie met geest. Niveaus van geest-werkelijkheid zijn herkenbaar aan hun geest-inhoud, en geestelijkheid in tijd en ruimte wordt gemeten in omgekeerde evenredigheid met de respons op de lineaire zwaartekracht.
De respons op de lineaire zwaartekracht is een kwantitatieve maat voor niet-geestelijke energie. Behalve voorzover beweging en bewustzijn erop inwerken, is alle massa—georganiseerde energie—onderworpen aan de greep van deze kracht. De lineaire zwaartekracht is de bindende kracht met kort bereik van de makrokosmos, ongeveer zoals de krachten van de intra-atomaire cohesie de krachten met kort bereik van de mikrokosmos zijn. Fysische gematerialiseerde energie, georganiseerd tot zogenoemde materie, kan de ruimte niet doorkruisen zonder dat de lineaire zwaartekracht-respons wordt beïnvloed. Hoewel deze zwaartekracht-respons recht evenredig is aan de massa, wordt zij door de tussenliggende ruimte zo gemodificeerd, dat wij het eindresultaat slechts ongeveer benaderen wanneer wij zeggen dat het omgekeerd evenredig is aan het kwadraat van de afstand. De ruimte overwint uiteindelijk de lineaire gravitatie, omdat in de ruimte de anti-zwaartekracht-invloeden van talrijke bovenmateriële krachten aanwezig zijn, die ervoor zorgen dat de werking van de zwaartekracht en alle reacties daarop, worden geneutraliseerd.
Uiterst complexe en ogenschijnlijk zeer automatische kosmische mechanismen leiden er altijd toe dat de aanwezigheid van het veroorzakende of scheppende bewustzijn, dat erin woont, verborgen blijft voor alle soorten verstandelijke wezens die zeer ver beneden de universum-niveaus van de natuur en het vermogen van dit mechanisme zelve liggen. Het is daarom onvermijdelijk dat de hogere mechanismen van het universum, van bewustzijn verstoken lijken in de waarneming van de lagere orden van schepselen. De enige mogelijke uitzondering op deze gevolgtrekking zou de implicatie van bewustzijn zijn in het verbazingwekkende verschijnsel van een universum dat blijkbaar zichzelf in stand houdt—maar dit is veeleer een zaak van filosofie dan van daadwerkelijke ervaring.
Omdat bewustzijn het universum coördineert, bestaat er geen onveranderlijkheid in mechanismen. Het verschijnsel van progressieve evolutie gecombineerd met kosmische zelfhandhaving is universeel. De evolutionaire capaciteit van het universum is onuitputtelijk in de oneindigheid van zijn spontaneïteit. Vooruitgang in de richting van harmonieuze eenheid, een groeiende experientiële synthese gesuperponeerd op een immer toenemende complexiteit van betrekkingen, kan alleen door een doelgericht, dominant bewustzijn worden verwezenlijkt.
Hoe hoger het universum-bewustzijn dat met een bepaald verschijnsel in het universum is verbonden, des te moeilijker is het voor de lagere typen bewustzijn om het te ontdekken. Aangezien het bewustzijn van het universum-mechanisme scheppend geest-bewustzijn is (en wel het bewustzijn van de Oneindige), kan het nooit worden ontdekt of waargenomen door de lagere niveaus van bewustzijn in het universum, en nog veel minder door het allerlaagste bewustzijn, dat van de mens. Het zich ontwikkelende dierlijke bewustzijn is weliswaar van nature Godzoekend, maar alleen en uit zichzelf niet inherent Godkennend.