◄ 40:4
Verhandeling 40
40:6 ►

De Opklimmende Zonen van God

5. Stervelingen in tijd en ruimte

40:5.1

Stervelingen vormen de laatste schakel in de keten van die wezens die zonen Gods worden genoemd. De persoonlijke aanraking van de Oorspronkelijke, Eeuwige Zoon zet zich via een reeks afnemend goddelijke en toenemend menselijke personalisaties voort, totdat er een wezen verschijnt dat veel op u lijkt, iemand die ge kunt zien, horen en aanraken. En dan wordt ge geestelijk bewust gemaakt van de grote waarheid die uw geloof kan begrijpen, uw zoonschap bij de eeuwige God!

40:5.2

Evenzo komt de Oorspronkelijke, Oneindige Geest in een lange reeks afnemend goddelijke en toenemend menselijke orden steeds nader tot de worstelende schepselen van uw gebieden en be- reikt zij de grens van haar uitdrukking in de engelen—dan wie gij slechts een weinig lager gescha- pen zijt—die u persoonlijk behoeden en leiden op de levensreis van uw sterfelijke loopbaan in de tijd.

40:5.3

God de Vader daalt niet alzo trapsgewijs af om tot zulk intiem persoonlijk contact te komen met het vrijwel onbeperkte aantal opklimmende schepselen in heel het universum van universa, en kan dit ook niet. De Vader is echter niet verstoken van persoonlijk contact met zijn nederige schepselen: gij zijt niet verstoken van de goddelijke tegenwoordigheid. Ofschoon God de Vader niet bij u kan zijn door directe manifestaties van zijn persoonlijkheid, is hij wèl in u en van u in de identiteit van de inwonende Gedachtenrichter, de goddelijke Mentor. Op deze wijze nadert de Vader, die in persoonlijkheid en in geest het verst van u af staat, u toch het dichtst in het persoonlijkheidscircuit en in de geest-aanraking van de innerlijke gemeenschap met de diepste ziel van zijn sterfelijke zonen en dochters.

40:5.4

Vereenzelviging met geest vormt het geheim van de persoonlijke overleving en bepaalt de bestemming van de geestelijke opklimming. Waar de Gedachtenrichters dan ook de enige geesten zijn met het potentieel tot fusie die zich vereenzelvigen met de mens gedurende diens leven in het vlees, worden de stervelingen in tijd en ruimte allereerst ingedeeld overeenkomstig hun relatie met deze goddelijke gaven, de inwonende Geheimnisvolle Mentoren. Deze indeling is als volgt:

40:5.5

1. stervelingen bij wie het verblijf van de Richter van voorbijgaande aard is, of dient om ervaring te verwerven;

40:5.6

2. stervelingen van het type dat niet met de Richter fuseert;

40:5.7

3. stervelingen met het potentieel om met de Richter te fuseren.

40:5.8

Serie één—stervelingen met een voorbijgaande of experiëntiële inwoning van de Richter. Deze serie-aanduiding is voor iedere evoluerende planeet tijdelijk en wordt gedurende de vroege stadia van alle bewoonde werelden gebruikt, behalve die van de tweede serie.

40:5.9

Stervelingen van serie één bewonen de werelden in de ruimte gedurende de vroege tijdperken van de evolutie van de mensheid en omvatten de meest primitieve typen menselijk bewustzijn. Op vele werelden zoals Urantia vóór Adam, verwerven grote aantallen hogere en meer geavanceerde typen primitieve mensen het vermogen tot overleven, maar slagen zij er niet in fusie met de Richter te bereiken. Vóór ’s mensen opklimming naar het niveau van hogere geestelijke wilskracht, wonen de Richters eeuwenlang in het bewustzijn van deze worstelende schepselen tijdens hun korte leven in het vlees, en zodra deze wilsschepselen door Richters worden ingewoond, beginnen ook de groepsbeschermengelen te functioneren. Ofschoon deze stervelingen van de eerste serie geen persoonlijke beschermers hebben, hebben zij wel groepsbehoeders.

40:5.10

Een experiëntiële Richter blijft bij een primitief mens gedurende diens hele leven in het vlees. De Richters dragen veel bij tot de vooruitgang van primitieve mensen, maar zijn niet in staat om eeuwige verbintenissen met deze stervelingen aan te gaan. Door dit voorbijgaande dienstbetoon van de Richters worden twee zaken tot stand gebracht: ten eerste doen zij waardevolle, daadwerkelijke ervaring op met de natuur en de werking van het evolutionaire verstand, een ervaring welke van onschatbare waarde zal zijn in verband met contacten die ze later, op andere werelden, zullen hebben met wezens die hoger zijn ontwikkeld. Ten tweede betekent het tijdelijke verblijf van de Richters een belangrijke bijdrage tot de voorbereiding van hun sterfelijke subjecten voor een mogelijk daarop volgende fusie met de Geest. Alle Godzoekende zielen van dit type bereiken het eeuwige leven door de geestelijke omhelzing door de Moeder-Geest van het plaatselijk universum, waardoor zij opklimmende stervelingen worden in het regime van het plaatselijk universum. Vele mensen die afkomstig waren van de planeet Urantia van vóór de tijd van Adam zijn aldus bevorderd tot de woningwerelden van Satania.

40:5.11

De Goden die beschikt hebben dat de sterfelijke mens via eeuwenlange evolutionaire beproevingen en tegenslagen naar hogere niveaus van geestelijke intelligentie moet opklimmen, letten in elk stadium van zijn opklimming op zijn status en noden; zij zijn dan ook altijd goddelijk billijk en rechtvaardig en zelfs bekoorlijk mild in hun uiteindelijke oordeel over deze worstelende stervelingen uit de begintijd van de evoluerende rassen.

40:5.12

Serie twee—stervelingen van het type dat niet met de Richter fuseert. Dit zijn gespecialiseerde typen mensen die niet in staat zijn om een eeuwige verbintenis met hun inwonende Richter te verwezenlijken. Bij de rassen met één-, twee- of driedelige hersenstelsels speelt de klassificatie in soorten geen rol bij de fusie met de Richter: al deze stervelingen zijn verwant, maar deze niet met de Richter fuserende typen vormen een totaal verschillende en duidelijk gemodificeerde orde van wilsschepselen. Velen van de niet-ademende wezens behoren tot deze serie en er zijn nog talrijke andere groepen die gewoonlijk niet met de Richter fuseren.

40:5.13

Zoals ook bij serie één, geniet elk lid van deze groep gedurende zijn leven in het vlees het dienstbetoon van een enkele Richter. Gedurende het leven in de tijd doen deze Richters voor de subjecten bij wie ze tijdelijk inwonen alles wat zij op andere werelden, waar de stervelingen wel het potentieel tot fusie hebben, ook doen. De stervelingen van deze tweede groep ontvangen dikwijls de inwoning van maagdelijke Richters, maar de hogere menselijke typen staan dikwijls in verbinding met meesterlijke, ervaren Mentoren.

40:5.14

In het opklimmingsplan voor de verheffing van de schepselen van dierlijke oorsprong genieten deze wezens hetzelfde toegewijde dienstbetoon van de Zonen Gods als wordt bewezen aan de stervelingen van het Urantia-type. In de samenwerking van de serafijnen met de Richters wordt op de planeten waar geen fusie plaatsvindt even ruim voorzien als op de werelden waar fusie wèl mogelijk is; de bestemmingsbehoeders dienen op deze werelden op dezelfde wijze als op Urantia en functioneren evenzo ten tijde van het tot overleving komen van de sterveling, op het moment dat de overlevende ziel fuseert met de Geest.

40:5.15

Wanneer ge deze gemodificeerde sterfelijke typen op de woningwerelden ontmoet, zult ge zonder moeilijkheden met hen kunnen communiceren. Zij spreken daar dezelfde stelseltaal, doch met gebruik van een gemodificeerde techniek. Deze wezens zijn identiek aan uw orde van geschapen leven wat betreft de manifestaties van de geest en de persoonlijkheid, en verschillen alleen van u in bepaalde lichamelijke trekken en door het feit dat ze niet kunnen fuseren met Gedachtenrichters.

40:5.16

De precieze reden waarom deze soort schepselen nooit met de Richters van de Universele Vader kunnen fuseren, kan ik u niet zeggen. Sommigen van ons zijn geneigd te geloven dat de Levendragers zich bij hun pogingen om wezens te ontwerpen die in leven kunnen blijven in een ongebruikelijke planetaire omgeving, geconfronteerd zien met de noodzaak om zulke radicale modificaties aan te brengen in het universum-plan voor intelligente wilsschepselen, dat het inherent onmogelijk wordt om een blijvende vereniging met de Richters tot stand te brengen. Dikwijls hebben wij ons afgevraagd of dit deel van het opklimmingsplan al dan niet zo is bedoeld. Het antwoord hierop hebben wij echter niet gevonden.

40:5.17

Serie drie—stervelingen met de mogelijkheid tot fusering met de Richter. Alle met de Vader gefuseerde stervelingen zijn van dierlijke afkomst, net als de rassen op Urantia. Deze serie omvat stervelingen van de typen met één-, twee-of driedelige hersenstelsels, die het vermogen tot fusie met de Richter bezitten. De bewoners van Urantia zijn van het middelste type met tweedelige hersenstelsels en zijn in vele opzichten als mensen superieur aan de groepen met een eendelig hersenstelsel, maar beslist beperkt vergeleken met de orden met driedelige hersenstelsels. Dat deze drie soorten met verschillende fysieke breinen zijn begiftigd, speelt geen rol bij de verlening van Richters, in de diensten van de serafijnen, of in enig ander aspect van het geestelijk dienstbetoon. Het intellectuele en geestelijke verschil tussen de drie soorten hersenstelsels kenmerkt individuen die voor het overige geheel gelijk zijn in het bewustzijn waarmee ze zijn begiftigd en in hun geestelijk potentieel; dit verschil is het grootst in het tijdelijke leven en wordt gaandeweg minder naarmate de woningwerelden één voor één worden doorlopen. Vanaf het hoofdkwartier van het stelsel is de voortgang van deze drie typen dezelfde, en zij hebben een identieke uiteindelijke bestemming op het Paradijs.

40:5.18

De ongenummerde series. Deze verslagen kunnen onmogelijk alle fascinerende variaties van de evolutionaire werelden omvatten. Ge weet dat elke tiende wereld een decimale of experimentele planeet is, maar ge weet niets van de andere variabele factoren die het ritme van de processiehymne van de evolutionaire werelden bepalen. Er bestaan zelfs tussen de geopenbaarde orden van levende schepselen teveel verschillen om op te sommen, zoals ook tussen planeten van eenzelfde groep, maar dit geschrift maakt de essentiële verschillen duidelijk in verband met de opklimmingsloopbaan. En deze opklimmingsloopbaan is de belangrijkste factor bij iedere beschouwing van de stervelingen uit tijd en ruimte.

40:5.19

Wat de kansen op overleving van de sterveling betreft, moge u dit eens en voor altijd duidelijk zijn: alle zielen in alle mogelijke fasen van het sterfelijke bestaan zullen tot overleving komen, mits zij bereidheid aan de dag leggen om met hun inwonende Richters samen te werken en een verlangen tonen om God te zoeken en goddelijke volmaaktheid te bereiken, ook al zijn deze verlangens slechts de eerste flauwe sprankjes van het primitieve begrip van dat ‘ware licht dat ieder mens die in de wereld komt verlicht.’


◄ 40:4
 
40:6 ►