◄ 40:9
Verhandeling 40
41:0 ►

De Opklimmende Zonen van God

10. Bestemmingen van opklimmende zonen

40:10.1

Met de Geest gefuseerde stervelingen komen over het algemeen niet buiten het plaatselijk universum; met de Zoon gefuseerde overlevenden zijn beperkt tot een superuniversum; met de Richter gefuseerde stervelingen zijn bestemd om door te dringen tot in het universum van universa. De geesten die met stervelingen fuseren, klimmen altijd op tot het niveau van hun oorsprong: deze geest-entiteiten keren immer terug naar de wereld van hun oerbron.

40:10.2

Met de Geest gefuseerde stervelingen behoren tot het plaatselijk universum; gewoonlijk klimmen zij niet verder op dan de grenzen van het gebied waar zij geboren zijn, niet verder dan de grenzen van het ruimte-bereik van de geest die hen doordringt. Met de Zoon gefuseerde opklimmende stervelingen stijgen eveneens op tot de bron van de geest-begiftiging, want zoals de Geest van Waarheid van een Schepper-Zoon focaliseert in de met hem verbonden Goddelijke Hulp en Bijstand, zo vindt zijn ‘fusie-geest’ verwezenlijking in de Reflectiviteitsgeesten van de hogere universa. Deze geest-verwantschap tussen de niveaus van God de Zevenvoudige in de plaatselijke universa en in de superuniversa is wel moeilijk uit te leggen, maar niet moeilijk waar te nemen, want zij openbaart zich onmiskenbaar in de kinderen van de Reflectiviteitsgeesten—de secorafijnse Stemmen van de Schepper-Zonen. De Gedachtenrichter, die afstamt van de Vader op het Paradijs, rust niet voordat de sterfelijke zoon van aangezicht tot aangezicht staat met de eeuwige God.

40:10.3

De mysterieuze variabele factor in de associatie-techniek waardoor een sterveling niet tot eeuwige fusie komt of kan komen met de inwonende Gedachtenrichter, kan een zwakke plek lijken te onthullen in het opklimmingsplan: oppervlakkig gezien lijken fusies met de Zoon en de Geest wel compensaties voor onverklaarde mislukkingen in een detail van het plan voor het bereiken van het Paradijs, maar al deze gevolgtrekkingen zijn vergissingen. Ons wordt geleerd dat al deze gebeurtenissen zich ontvouwen in gehoorzaamheid aan de gevestigde wetten van de Allerhoogste Regeerders van het Universum.

40:10.4

Wij hebben dit probleem geanalyseerd en zijn tot de vaste conclusie gekomen dat wanneer alle stervelingen naar het Paradijs zouden worden gestuurd als hun uiteindelijke bestemming, dit niet billijk zou zijn tegenover de universa in tijd en ruimte, omdat de gerechtshoven van de Schepper-Zonen en de Ouden der Dagen dan geheel afhankelijk zouden zijn van de diensten van hen die op doorreis zijn naar hogere gebieden. Het lijkt dan ook niet meer dan gepast dat de plaatselijke regeringen en die van de superuniversa alle zijn voorzien van een blijvende groep burgers in opklimming, en dat het functioneren van deze besturen verrijkt wordt door de inspanningen van bepaalde groepen verheerlijkte stervelingen met permanente status, evolutionaire complementen van de abandonters en de susatia. Het is thans geheel duidelijk dat het huidige opklimmingsplan de besturen in ruimte en tijd doelmatig voorziet van juist zulke groepen opklimmende schepselen, en wij hebben ons vaak afgevraagd of dit alles een voorgenomen deel vormt van de alwijze plannen van de Architecten van het Meester-Universum, dat is ontworpen om de Schepper-Zonen en de Ouden der Dagen een permanente bevolking van opklimmende schepselen te verschaffen, geëvolueerde orden van burgers die steeds bekwamer zullen worden om de zaken van deze gebieden in de toekomstige tijdperken van het universum te blijven behartigen.

40:10.5

Dat de bestemmingen van stervelingen zozeer variëren, bewijst geenszins dat de een noodzakelijkerwijze groter of minder is dan de ander, alleen dat zij onderling verschillen. Opklimmende stervelingen die met de Richter zijn gefuseerd, zien inderdaad als volkomenen een grootse, heerlijke loopbaan voor zich liggen in de eeuwige toekomst, maar dit betekent niet dat zij boven hun broeders in opklimming worden begunstigd. De selectieve werking van het goddelijke plan voor de overleving van de sterveling kent geen bevoorrechting, heeft niets willekeurigs.

40:10.6

Hoewel de met de Richter gefuseerde volkomenen duidelijk de ruimste gelegenheid tot dienen hebben van allen, sluit het bereiken van dit doel hen automatisch uit van de mogelijkheid om deel te nemen in de eeuwenlange worsteling van een bepaald universum of superuniversum van de vroegste, minder gestabiliseerde tijdvakken tot de latere, bestendigde tijdperken waarin relatieve volmaaktheid is bereikt. Volkomenen verwerven wonderbare, uitgebreide ervaring in tijdelijk dienstbetoon in alle zeven segmenten van het groot universum, maar gewoonlijk valt hun niet die intieme kennis van enig universum ten deel, waardoor de met de Geest gefuseerde veteranen in het Korps van Voltooiing van Nebadon nu reeds worden gekenmerkt. Deze individuen hebben de gelegenheid om getuige te zijn van de opgaande processie van de planetaire tijdperken, naargelang deze zich één voor één op tien miljoen bewoonde werelden ontvouwen. En in het getrouwe dienstbetoon van deze burgers van het plaatselijk universum stapelen de ervaringen zich op, totdat er in de volheid der tijden die hoge kwaliteit van wijsheid tot rijping komt die het voortbrengsel is van geconcentreerde ervaring—wijsheid met gezag—en deze is op zichzelf een factor van vitaal belang in de stabilisatie van ieder plaatselijk universum.

40:10.7

Zoals het gaat met de met de Geest gefuseerden, zo gaat het ook met de stervelingen die met de Zoon zijn gefuseerd en residentiële status op Uversa hebben verworven. Sommigen van deze wezens stammen uit de vroegste tijdperken van Orvonton, en zij vormen een langzaam aangroeiend lichaam van inzicht verdiepende wijsheid, dat steeds grotere dienende bijdragen levert aan het welzijn en de uiteindelijke stabilisatie van het zevende superuniversum.

40:10.8

Wat de uiteindelijke bestemming van deze stationaire orden der burgers van het plaatselijke universum en het superuniversum zal zijn, weten wij niet, maar het is zeer wel mogelijk dat wanneer de volkomenen op het Paradijs pionierswerk verrichten in de uitdijende grensgebieden van goddelijkheid in de planetaire stelsels van het eerste niveau van de buitenruimte, hun met de Zoon en de Geest gefuseerde broeders in de evolutionaire opklimmingsworsteling een welkome bijdrage zullen leveren aan de handhaving van het experiëntiële evenwicht van de vervolmaakte superuniversa, terwijl zij klaar staan om de stromen Paradijs-pelgrims te verwelkomen die in die ver in de toekomst liggende dagen wellicht via Orvonton en haar zusterscheppingen zullen binnenkomen als een enorme, geest-najagende stortvloed van wezens uit de buitenruimte, uit de melkwegstelsels die nu nog niet in kaart zijn gebracht en nog onbewoond zijn.

40:10.9

De meeste met de Geest gefuseerden doen weliswaar permanent dienst als burgers van de plaatselijke universa, maar niet allen. Indien een aspect van hun dienstbetoon in het universum hun persoonlijke tegenwoordigheid in het superuniversum vereist, dan worden in deze burgers die transformaties van hun wezen bewerkstelligd, waardoor zij tot het hogere universum kunnen opstijgen; en wanneer de Hemelse Behoeders zouden arriveren met opdrachten om zulke met de Geest gefuseerde stervelingen te presenteren aan de hoven van de Ouden der Dagen, dan zouden zij aldus opklimmen en nooit meer terugkeren. Zij komen dan onder de voogdij van het superuniversum en doen dienst als assistenten van de Hemelse Behoeders, en wel blijvend, afgezien van het kleine aantal hunner dat beurtelings wordt opgeroepen om dienst te doen op het Paradijs en in Havona.

40:10.10

Evenmin als hun met de Geest gefuseerde broeders doorlopen de met de Zoon gefuseerden Havona of bereiken zij het Paradijs, tenzij zij bepaalde modificerende transformaties hebben ondergaan. Om goede en afdoende redenen zijn er inderdaad zulke veranderingen in bepaalde met de Zoon gefuseerde overlevenden bewerkstelligd, en deze wezens zult ge zo nu en dan op de zeven circuits van het centrale universum ontmoeten. Op deze wijze klimmen bepaalde aantallen van zowel met de Zoon als met de Geest gefuseerde stervelingen daadwerkelijk op naar het Paradijs, en bereiken zij inderdaad een bestemming die in vele opzichten gelijk is aan die welke de met de Vader gefuseerde stervelingen wacht.

40:10.11

Met de Vader gefuseerde stervelingen zijn potentiële volkomenen: hun bestemming is de Universele Vader, en hem bereiken zij ook, maar binnen het kader van het huidige tijdperk van het universum zijn volkomenen als zodanig nog niet wezens die hun bestemming hebben bereikt. Zij blijven onvoltooide schepselen—geesten van het zesde stadium—en zijn derhalve niet actief in de evolutionaire domeinen die de status van licht en leven nog niet hebben bereikt.

40:10.12

Wanneer een sterfelijke volkomene door de Triniteit wordt omhelsd—een Getrinitiseerde Zoon wordt, zoals een Machtige Boodschapper—dan heeft deze volkomene zijn bestemming bereikt, althans voor de duur van het huidige tijdperk van het universum. In exacte zin zijn Machtige Boodschappers en hun metgezellen misschien geen geesten van het zevende stadium, maar de omhelzing door de Triniteit schenkt hun, naast andere zaken, alles wat een volkomene eens zal bereiken als geest van het zevende stadium. Nadat met de Geest of met de Zoon gefuseerde stervelingen zijn getrinitiseerd, maken zij samen met de met de Richter gefuseerde opklimmende stervelingen de ervaring van het Paradijs door, en zijn vervolgens identiek aan hen in alle zaken die het bestuur van het superuniversum aangaan. Deze door Selectie of door Prestatie Getrinitiseerde Zonen zijn nu althans voltooide schepselen, in tegenstelling tot de volkomenen, die op dit moment nog onvoltooide schepselen zijn.

40:10.13

Per slot van rekening is het daarom eigenlijk niet juist om de woorden ‘groter’ of ‘geringer’ te gebruiken wanneer de verschillen in de bestemmingen van de opklimmende orden van zoonschap tegen elkaar worden afgezet. Iedere zoon Gods maakt deel uit van het vaderschap van God, en God heeft ieder van zijn geschapen zonen even lief; bij God bestaat evenmin aanzien van de bestemmingen van opklimmende schepselen als aanzien van de schepselen die deze bestemmingen kunnen bereiken. De Vader heeft ieder van zijn zonen lief, en die liefde is niet minder dan waar, heilig, goddelijk, onbeperkt, eeuwig en uniek—een liefde geschonken aan deze zoon en aan die zoon, individueel, persoonlijk en exclusief. Zulk een liefde overtreft dan ook alle andere feiten in luister. Het zoonschap is de allerhoogste verhouding van het schepsel tot de Schepper.

40:10.14

Als stervelingen kunt ge nu uw plaats in de familie van goddelijke zonen onderkennen en kunt ge de verplichting beginnen te voelen om de voorrechten te baat te nemen waarmee ge zo ruim zijt voorzien in en door het Paradijs-plan ten aanzien van de overleving van stervelingen, het plan dat zo verdiept en verlicht is door de levenservaring van een zelfschenking-Zoon. Alle voorzieningen en alle macht zijn u ter beschikking gesteld om te verzekeren dat ge uw uiteindelijke bestemming van goddelijke volmaaktheid op het Paradijs zult bereiken.

40:10.15

[Aangeboden door een Machtige Boodschapper, tijdelijk verbonden aan de staf van Gabriël van Salvington.]


◄ 40:9
 
Verhandeling 41 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.