◄ 25:1
Verhandeling 25
25:3 ►

De Boodschappersscharen in de Ruimte

2. De Universele Bemiddelaars

25:2.1

Voor iedere Havona-Dienstbare die wordt geschapen, worden er zeven Universele Bemiddelaars tot aanzijn gebracht, één in ieder superuniversum. In deze scheppingsdaad is een welomlijnde superuniversum-techniek betrokken van reflectieve respons op verrichtingen die op het Paradijs plaatsvinden.

25:2.2

Op de hoofdkwartierwerelden van de zeven superuniversa functioneren de zeven reflecties van de Zeven Meester-Geesten. Het is lastig om de natuur van deze Reflectieve Geesten aan uw materiële bewustzijn te beschrijven. Zij zijn echte persoonlijkheden, maar toch reflecteert ieder lid van een superuniversumgroep slechts één van de Zeven Meester-Geesten op volmaakte wijze. En telkens wanneer de Meester-Geesten zich met de krachtdirigenten verbinden teneinde een groep Havona-Dienstbaren te scheppen, vindt er een gelijktijdige focalisering plaats op één der Reflectieve Geesten in elk der superuniversumgroepen, en verschijnt er terstond een gelijk aantal volledig ontwikkelde Universele Bemiddelaars op de hoofdkwartierwereld van elke superschepping. Indien bij de schepping van dienstbaren Meester-Geest Nummer Zeven het initiatief zou nemen, zouden alleen de Reflectieve Geesten van de zevende orde zwanger worden van bemiddelaars; tegelijk met de schepping van duizend dienstbaren van het Orvonton-type, zouden er dan duizend bemiddelaars van de zevende orde op de hoofdwereld van ieder superuniversum verschijnen. Uit deze gebeurtenissen die de zevenvoudige natuur van de Meester-Geesten reflecteren, ontstaan de zeven geschapen orden van bemiddelaars die dienst doen in elk superuniversum.

25:2.3

Bemiddelaars van pre-Paradijs-status kunnen in hun dienen niet onderling worden uitgewisseld tussen de superuniversa, daar zij beperkt zijn tot het segment van de schepping waar zij zijn ontstaan. Ieder superuniversumkorps, dat een zevende deel van iedere geschapen orde omvat, staat daarom zeer lang en uitsluitend onder de invloed van één der Meester-Geesten, want hoewel alle zeven gereflecteerd worden op de hoofdwerelden van de superuniversa, is er slechts één dominant in iedere superschepping.

25:2.4

Elk van de zeven superscheppingen wordt daadwerkelijk doordrongen door de Meester-Geest die haar bestemmingen bewaakt. Elk superuniversum wordt aldus een gigantische spiegel die de natuur en het karakter van de toezichthoudende Meester-Geest reflecteert, en dit alles wordt in ieder ondergeschikt plaatselijk universum voortgezet in de presentie en functie van de Scheppende Moeder-Geest. Het effect van zulk een omgeving op de evolutionaire groei is zo diepgaand, dat de bemiddelaars in hun post-superuniversum-loopbaan gezamenlijk negenenveertig experiëntiële gezichtspunten, of inzichten, aan de dag leggen; deze zijn alle hoekvormig—en dus onvolledig—maar zij compenseren elkaar alle onderling, en gezamenlijk dragen zij bij tot het omsluiten van de cirkel van Allerhoogste Macht.

25:2.5

In ieder superuniversum zien de Universele Bemiddelaars zich op een onverklaarbare, aangeboren wijze in afzonderlijke groepen van vier ingedeeld en blijven zij in dit verband hun diensten verrichten. Van iedere groep zijn er drie geest-persoonlijkheden, en is één een semi-materieel wezen, zoals de vierde schepselen van de dienstbaren. Zulk een viertal vormt een bemiddelingscommissie en is als volgt samengesteld:

25:2.6

1. De Rechter-Arbiter Dit is degene die unaniem door de andere drie is aangewezen als het meest competent en het best gekwalificeerd om als gerechtelijk hoofd van de groep op te treden.

25:2.7

2. De Geest-Advocaat. Dit is degene die door de rechter-arbiter is benoemd om de getuigenverklaringen aan te bieden en de rechten veilig te stellen van alle persoonlijkheden die betrokken zijn bij aangelegenheden welke ter beoordeling worden voorgelegd aan de bemiddelingscommissie.

25:2.8

3. De Goddelijke Executeur. De bemiddelaar die door zijn inherente natuur in staat is contact te maken met de materiële wezens in zijn gebieden en om de beslissingen van de commissie ten uitvoer te leggen. Daar de goddelijke executeurs schepselen van de vierde soort zijn—half-materiële wezens—zijn zij bijna, doch niet helemaal, zichtbaar voor de beperkte blik van de sterfelijke geslachten.

25:2.9

4. De Griffier. Het laatste lid van de commissie wordt automatisch de griffier, de secretaris van de rechtbank. Hij zorgt dat alle verslagen op de juiste wijze worden opgesteld ten behoeve van de archieven van het superuniversum en die van het plaatselijk universum. Indien de commissie dienst doet op een evolutionaire wereld, wordt er met assistentie van de executeur een derde verslag opgesteld voor de materiële archieven van de stelselregering onder wier jurisdictie het geschil valt.

25:2.10

Wanneer een commissie zitting houdt, functioneert zij als een groep van drie, daar de advocaat geen partij is gedurende het arbitrageproces en pas aan het einde van de hoorzitting deelneemt aan het formuleren van de uitspraak. Vandaar dat deze commissies soms arbitrage-trio’s worden genoemd.

25:2.11

De bemiddelaars zijn van grote waarde voor het probleemloos bestuur van het universum van universa. Daar zij de ruimte kunnen doorkruisen met dezelfde drievoudige snelheid als de engelen, doen zij dienst als de reizende rechtbanken van de werelden, commissies die zich wijden aan de snelle arbitrage van kleine geschillen. Zonder deze mobiele en bij uitstek eerlijke commissies zouden de rechtbanken van de werelden hopeloos overspoeld worden door de kleine misverstanden in die gebieden.

25:2.12

Deze arbitrage-trio’s vellen geen oordeel over zaken die van eeuwige draagwijdte zijn: de ziel, het vooruitzicht op de eeuwigheid van een schepsel in de tijd, komt door hun handelingen nimmer op het spel te staan. Bemiddelaars houden zich niet bezig met kwesties die uitgaan boven het tijdelijk bestaan en het kosmische welzijn van de schepselen in de tijd. Wanneer een commissie echter eenmaal de rechtsbevoegdheid inzake een probleem heeft aanvaard, zijn haar uitspraken definitief en altijd unaniem; er is geen beroep mogelijk tegen de beslissing van de rechter-arbiter.


◄ 25:1
 
25:3 ►