◄ 2:6
Verhandeling 2
3:0 ►

De natuur van God

7. Goddelijke waarheid en schoonheid

2:7.1

Alle eindige kennis en al wat door schepselen begrepen wordt, is relatief. Informatie en inlichtingen, zelfs indien vergaard uit hoge bronnen, zijn alleen in relatieve zin volledig, alleen in plaatselijk opzicht nauwkeurig en alleen persoonlijk waar.

2:7.2

Fysische feiten zijn tamelijk eenvormig, maar waarheid is een levende, flexibele factor in de filosofie van het universum. Evoluerende persoonlijkheden zijn maar gedeeltelijk wijs in hun mededelingen en maar betrekkelijk waarheidsgetrouw. Zij kunnen alleen zeker zijn voorzover hun persoonlijke ervaring reikt. Dat wat volkomen waar lijkt te zijn in de ene plaats, behoeft maar betrekkelijk waar te zijn in een ander segment van de schepping.

2:7.3

Goddelijke waarheid, finale waarheid, is eenvormig en universeel, maar wanneer meerdere individuen die uit verschillende werelden afkomstig zijn, over geestelijke zaken verhalen, kunnen zij daarbij in details soms verschillen vanwege deze relativiteit in de volledigheid van hun kennis en de volheid van hun persoonlijke ervaring, alsook in de duur en omvang van die ervaring. Terwijl de wetten en verordeningen, de gedachten en attitudes van de Eerste Grote Bron en Centrum eeuwig, oneindig en universeel betrouwbaar zijn, stemmen zij in hun toepassing op, en aanpassing aan, ieder universum, stelsel, iedere wereld en ieder geschapen denkend wezen, tegelijkertijd overeen met de plannen en werkwijzen van de Schepper-Zonen zoals dezen functioneren in hun respectieve universa, en zijn zij in harmonie met de plaatselijke plannen en werkwijzen van de Oneindige Geest en alle andere samenwerkende hemelse persoonlijkheden.

2:7.4

De onjuiste wetenschap van het materialisme wil de sterfelijke mens ertoe veroordelen een verschoppeling in het universum te worden. Dergelijke gedeeltelijke kennis is potentieel kwaad: het is kennis die is opgebouwd uit goed en kwaad beide. Waarheid is schoon omdat zij zowel vol als symmetrisch is. Wanneer de mens naar waarheid zoekt, jaagt hij na wat goddelijk werkelijk is.

2:7.5

Filosofen begaan hun ernstigste vergissing wanneer zij zich laten verleiden tot het misverstand van de abstractie, de methode om de aandacht op één aspect der werkelijkheid te richten en dan te beweren dat dit geïsoleerde aspect de gehele waarheid is. De wijze filosoof zal altijd het scheppingsplan trachten te ontdekken dat achter alle verschijnselen in het universum verborgen ligt en reeds vóór die verschijnselen bestond. Het denken van de schepper gaat altijd aan zijn scheppend handelen vooraf.

2:7.6

Het verstandelijke zelf-bewustzijn kan de schoonheid van waarheid, haar geestelijke kwaliteit, niet alleen ontdekken aan de filosofische consequentheid van haar begrippen, maar nog zekerder en veiliger aan de feilloze reactie van de immer-tegenwoordige Geest van Waarheid. De herkenning van waarheid maakt gelukkig omdat waarheid naar buiten gebracht kan worden: zij kan geleefd worden. Dwaling gaat gepaard met teleurstelling en verdriet, aangezien zij, geen realiteit zijnde, niet in de ervaring gerealiseerd kan worden. Goddelijke waarheid kan men het beste herkennen aan haar geestelijk aroma.

2:7.7

De eeuwige queeste gaat om vereniging, om goddelijke cohesie. Het wijdverbreide fysische universum heeft samenhang in het Paradijs-Eiland; het denkende universum heeft samenhang in de God van bewustzijn, de Vereend Handelende Geest; het geestelijke universum is coherent in de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon. De geïsoleerde sterveling in tijd en ruimte vindt echter coherentie in God de Vader door de rechtstreekse betrekking tussen de inwonende Gedachtenrichter en de Universele Vader. De Richter van de mens is een fragment van God en streeft eeuwig naar goddelijke vereniging: de Richter vertoont cohesie met en in de Paradijs-Godheid van de Eerste Bron en Centrum.

2:7.8

Het onderscheiden van allerhoogste schoonheid is de ontdekking en integratie van de werkelijkheid: het onderscheiden van goddelijke goedheid in eeuwige waarheid, dat nu is ultieme schoonheid. Zelfs de bekoring van menselijke kunst bestaat in de harmonie van haar eenheid.

2:7.9

De grote vergissing van de Hebreeuwse religie was dat deze de goedheid van God niet verbond met de feitelijke waarheden van de wetenschap en de aantrekkelijke schoonheid der kunst. Toen de beschaving vorderde en de religie bleef vasthouden aan dezelfde onverstandige koers dat zij de goedheid van Godheid al te zeer benadrukte en de waarheid daarbij in gelijke mate uitsloot en de schoonheid verwaarloosde, ontwikkelde zich bij bepaalde typen mensen een steeds sterkere neiging zich af te keren van deze abstracte, uit haar verband geraakte opvatting van geïsoleerde goedheid. De al te zeer benadrukte, geïsoleerde ethiek van de moderne religie, die er in de twintigste eeuw niet in slaagt de toewijding en loyaliteit van velen vast te houden, zou zich rehabiliteren indien zij niet alleen morele voorschriften zou geven, maar in gelijke mate aandacht zou schenken aan de waarheden van de wetenschap, de filosofie en de geestelijke ervaring, en aan de schoonheden van de materiële schepping, de bekoring van ideële kunst en de grootsheid van echte karakterontwikkeling.

2:7.10

De religieuze uitdaging van deze eeuw gaat de vèrziende en vooruitziende mannen en vrouwen met geestelijk inzicht aan, die een nieuwe, aantrekkelijke levensfilosofie zullen durven construeren op basis van de uitgebreide, voortreffelijk geïntegreerde opvattingen van kosmische waarheid, universum-schoonheid en goddelijke goedheid. Zulk een nieuwe, rechtvaardige visie op de ethiek zal al wat goed is in het denken van de mens aantrekken en zal het beste in de menselijke ziel te voorschijn roepen. Waarheid, schoonheid en goedheid zijn goddelijke realiteiten, en naarmate de mens opklimt langs de trappen van geestelijk leven worden deze allerhoogste kwaliteiten van de Eeuwige steeds meer gecoördineerd en verenigd in God, die liefde is.

2:7.11

Alle waarheid—materieel, filosofisch, en geestelijk—is zowel schoon als goed. Alle werkelijke schoonheid—materiële kunst of geestelijke symmetrie—is zowel waar als goed. Alle echte goedheid, of het nu de persoonlijke moraal, sociale billijkheid, of goddelijk dienstbetoon is, is even waar als schoon. Lichamelijke en geestelijke gezondheid, en ook geluk, zijn integraties van waarheid, schoonheid en goedheid, zoals deze in de ervaring van de mens zijn vermengd. Deze niveaus van productief leven komen tot stand door de vereniging van energiesystemen, ideeënsystemen, en geest-systemen.

2:7.12

Waarheid is coherent, schoonheid is aantrekkelijk, goedheid geeft stabiliteit. En wanneer deze waarden van dat wat werkelijk is, worden gecoördineerd in de persoonlijkheidservaring, is het resultaat een hoge orde van liefde, die door wijsheid wordt bepaald en gekenmerkt wordt door trouw. Het werkelijke doel van alle universum-educatie is het tot stand brengen van de betere coördinatie van het geïsoleerde kind der werelden met de grotere realiteiten van zijn steeds wijdere ervaring. De realiteit is eindig op menselijke niveaus, oneindig en eeuwig op de hogere, goddelijke niveaus.

2:7.13

[Aangeboden door een Goddelijk Raadsman, handelend op gezag van de Ouden der Dagen op Uversa.]


◄ 2:6
 
Verhandeling 3 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.