De hellenisering van het Christendom begon in ernst op de gedenkwaardige dag toen Paulus in Athene voor de raad van de Areopagus stond en tot de Atheners sprak over ‘de Onbekende God.’ Daar, in de schaduw van de Acropolis, verkondigde deze Romeinse burger aan de Grieken zijn versie van de nieuwe religie die haar oorsprong had in het Joodse land Galilea. En er was iets in de Griekse filosofie dat wonderlijk genoeg overeenkomst vertoonde met veel van wat Jezus had onderricht. Ze hadden een gemeenschappelijk doel—beide richtten zich op de opkomst van het individu. De Grieken richtten zich op zijn sociale en politieke opkomst, Jezus zich op zijn morele en geestelijke opkomst. De Grieken onderrichtten een verstandelijk liberalisme dat tot politieke vrijheid voerde; Jezus leerde een geestelijk liberalisme dat tot religieuze vrijheid voerde. Deze beide ideeën tezamen vormden een nieuw, machtig handvest voor de menselijke vrijheid: zij waren de voorboden van ’s mensen sociale, politieke, en geestelijke vrijheid.
Het Christendom ontstond en zegevierde over alle concurrerende godsdiensten voornamelijk vanwege twee redenen:
1. het Griekse denken was bereid nieuwe, goede ideeën over te nemen, zelfs van de Joden;
2. Paulus en zijn opvolgers waren bereid compromissen aan te gaan, doch deden dit op een handige en scherpzinnige wijze; zij waren schrandere theologische ruilhandelaars.
In de tijd dat Paulus optrad in Athene en ‘Christus en Deze gekruisigd’ predikte, waren de Grieken hongerig in geestelijke zin; zij waren weetgierig, geïnteresseerd, en speurden inderdaad naar geestelijke waarheid. Vergeet niet dat de Romeinen in het eerst het Christendom bevochten, terwijl de Grieken het aannamen, en dat het de Grieken waren die de Romeinen later letterlijk dwongen om deze nieuwe religie, zoals zij toen gemodificeerd was, als een onderdeel van de Griekse cultuur te aanvaarden.
De Grieken vereerden schoonheid, de Joden heiligheid, maar beide volken beminden waarheid. Eeuwenlang hadden de Grieken ernstig nagedacht en gedebatteerd over alle menselijke problemen—sociale, economische, politieke, en filosofische—behalve over religie. Slechts weinige Grieken hadden enige aandacht besteed aan religie, zij vatten zelfs hun eigen godsdienst niet erg serieus op. Eeuwenlang hadden de Joden deze andere gebieden van het denken verwaarloosd, terwijl zij hun volle aandacht gaven aan religie. Zij vatten hun godsdienst zeer ernstig op, al te ernstig zelfs. Uit de verenigde voortbrengselen van het eeuwenlange nadenken van deze twee volken, zoals deze nu werden toegelicht door de inhoud van de boodschap van Jezus, ontstond de stuwkracht van een nieuwe orde der menselijke samenleving en, tot op zekere hoogte, van een nieuwe orde van menselijk religieus geloof en handelen.
De invloed van de Griekse cultuur was reeds doorgedrongen tot de landen rond de westelijke Middellandse Zee, toen Alexander de Helleense beschaving in de wereld van het Nabije Oosten verbreidde. De Grieken voeren zeer wel met hun religie en hun politiek zolang zij in kleine stadstaatjes leefden, maar toen de Macedonische koning het waagde om Griekenland uit te breiden tot een rijk dat reikte van de Adriatische Zee tot aan de Indus, begonnen de moeilijkheden. De kunst en de filosofie van Griekenland waren geheel berekend op de taak om zich over een heel rijk te verbreiden, maar dit was niet het geval met het Griekse politieke bestuur of de religie. Toen de stadstaatjes van Griekenland zich hadden uitgebreid tot een wereldrijk, leken hun tamelijk provinciale goden een beetje belachelijk. De Grieken waren werkelijk op zoek naar één God, een grotere en betere God, toen de verchristelijkte versie van de oudere Joodse religie hen bereikte.
Het Helleense wereldrijk als zodanig kon niet standhouden. Het behield wel zijn culturele overwicht, maar het rijk kon slechts voortbestaan toen het zich, in het Westen, had verzekerd van het Romeinse politieke genie om een wereldrijk te kunnen besturen, en uit het Oosten een religie had verworven wier ene God genoeg waardigheid bezat voor een wereldrijk.
In de eerste eeuw na Christus had de Helleense cultuur haar hoogste toppen reeds bereikt. De neergang was begonnen: de geleerdheid nam toe, maar het genie liep terug. In deze tijd nu werden de ideeën en idealen van Jezus, die gedeeltelijk werden belichaamd in het Christendom, een onderdeel van de Griekse cultuur en geleerdheid die behouden bleven.
Alexander was het Oosten binnengevallen met het culturele geschenk van de Griekse beschaving; Paulus bestormde het Westen met de Christelijke versie van het evangelie van Jezus. En overal in het Westen waar de Griekse cultuur de overhand kreeg, schoot ook het gehelleniseerde Christendom wortel.
Niettegenstaande het feit dat de Oosterse versie van de boodschap van Jezus dichter bij zijn onderricht bleef, bleef het de instelling volgen van Abner die niet genegen was tot compromissen. Deze Oosterse versie zou nimmer de vooruitgang van de Helleense versie maken, en ging uiteindelijk verloren in de beweging van de Islam.