◄ Verhandeling 189
  Deel 4 ▲
Verhandeling 191 ►
Verhandeling 190

Morontia-verschijningen van Jezus

Herauten van de opstanding  •  Jezus’ verschijning in Betanië  •  Ten huize van Jozef  •  Verschijning aan de Grieken  •  De wandeling met de twee broeders

DE opgestane Jezus maakt zich nu op om een korte periode op Urantia door te brengen, met het doel de opgaande morontia-loopbaan van een sterveling uit deze gebieden te ervaren. Ofschoon deze periode van het morontia-leven zal worden doorgebracht op de wereld van zijn incarnatie als sterveling, zal zij hoe dan ook in alle opzichten het equivalent zijn van de ervaring van stervelingen uit Satania die het progressieve morontia-leven van de zeven woningwerelden van Jerusem doorlopen.

190:0.2

Al deze kracht die inherent is in Jezus—de gave des levens—en die hem in staat heeft gesteld uit de dood te verrijzen, is dezelfde gave van eeuwig leven die hij schenkt aan gelovigen in het koninkrijk, en die nu reeds hun opstanding uit de banden van de natuurlijke dood zeker stelt.

190:0.3

De stervelingen van deze gebieden zullen in de morgen van de opstanding met hetzelfde type overgangs- of morontia-lichaam verrijzen als Jezus toen hij deze zondagochtend opstond uit het graf. Dergelijke lichamen hebben geen circulerend bloed en dergelijke wezens gebruiken geen gewoon materieel voedsel, maar niettmin zijn deze morontia-gedaanten reëel. Toen de verschillende gelovigen Jezus zagen na zijn opstanding, zagen ze hem werkelijk; ze waren niet het slachtoffer van zelfmisleiding, visioenen of hallucinaties.

190:0.4

Blijvend geloof in de opstanding van Jezus was het hoofdkenmerk van het geloof van alle takken van het eerste onderricht van het evangelie. In Jeruzalem, Alexandrië, Antiochië en Filadelfia waren alle leraren van het evangelie één in dit impliciete geloof in de opstanding van de Meester.

190:0.5

Wanneer wij de prominente rol beschouwen die Maria Magdalena speelde bij de verkondiging van de opstanding van de Meester, moeten wij daarbij zeggen dat Maria de voornaamste woordvoerster was voor het vrouwenkorps, zoals Petrus dat was voor de apostelen. Maria was niet het hoofd van de vrouwelijke medewerkers, maar ze was wel hun voornaamste lerares en spreekster in het openbaar. Maria was een zeer behoedzame vrouw geworden, en de vrijmoedigheid waarmee ze de man aansprak die zij voor de hovenier van de tuin van Jozef hield, tekent daarom vooral hoe ontzet zij was toen zij het graf leeg aantrof. Het was de diepte en smart van haar liefde, de volheid van haar overgave, die haar een ogenblik lang de conventionele terughoudendheid deed vergeten van een Joodse vrouw om een vreemde man te benaderen.


 
 
190:1 ►
Het Urantia Boek